Voor de rechterstoel van Christus

A A A

In de eeuwigheid bij God wacht de wedergeboren christenen geen strafgericht. Ze zullen wel voor de “rechterstoel van Christus” verschijnen. Hoewel ze gered zijn en eeuwig leven hebben, zal Christus beoordelen hoe ze hun leven hier op aarde hebben geleid en hen er al dan niet voor belonen. Die beloning zal op een rechtvaardige wijze worden toegekend, en iedereen zal met vreugde vervuld zijn.

In verschillende Bijbelpassages wordt er gesproken over “loon in de hemel” en in verband daarmee over “schatten verzamelen in de hemel”.
En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn” (Op. 22:12).
…uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden” (Matt. 6:6).
Verzamel geen schatten voor u op de aarde (…); maar verzamel schatten voor u in de hemel (…); want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Matt. 6:20).
(Zie ook Matt. 5:12; 6:4; Luk. 6:23; 12:33; 1 Kor. 3:8.)

De Heere Jezus zal na Zijn wederkomst Zijn volgelingen daadwerkelijk voor Zijn rechterstoel bijeenbrengen om hun leven, de “werken” die ze voor Hem hebben verricht en de “schatten” die ze hebben verzameld, te beoordelen en hen er al dan niet voor te belonen.
“Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Kor. 5:10).

De “rechterstoel van Christus” is niet te verwarren met de “grote witte troon” van het laatste oordeel waarover in Op. 20:11 e.v. wordt gesproken. Vanaf de “rechterstoel van Christus” worden geen straffen opgelegd, maar beloningen gegeven, ‘prijzen’ uitgedeeld1.
“U echter, wat oordeelt u uw broeder? Of ook u, wat minacht u uw broeder? Wij zullen toch allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden” (Rom. 14:10).
“Wij weten immers dat Hij Die de Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken en samen met u voor Zich zal stellen” (2 Kor. 4:14).

Bij woorden en uitdrukkingen als ‘gericht‘, ‘rechter’, ‘rechterstoel‘, ‘voor het gerecht verschijnen’ en dergelijke denken we al snel dat er nu ook aanklachten, schuldigverklaringen en straffen zullen volgen. Maar al “onze schulden” (onze zonden) zijn door het bloed van Jezus volledig tenietgedaan. De Heere Jezus Christus spreekt vanaf Zijn rechterstoel geen veroordelingen uit en de gelovigen kunnen hun verlossing niet meer verliezen. Voor wie in Christus Jezus zijn, is er geen veroordeling meer, staat in Rom. 8:1. “(…) en aan hun zonden en wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken” (Hebr. 10: 17). “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven” (Joh. 5:24).

Vijf kransen of kronen

“Eeuwig leven” kunnen we niet verdienen. Het is een geschenk. Wat we wél kunnen verdienen, is een eerbetuiging, een eerbewijs van de Heere Jezus. Hij zal Zijn volgelingen een beloning toekennen die in verhouding zal staan tot het aantal “goede vruchten” dat ze tijdens hun leven hebben voortgebracht. Jezus moedigt ons aan geen schatten voor onszelf op aarde te verzamelen, “waar mot of roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen” (Matt. 6:19). “Oordeel daarom niets vóór de tijd, totdat de Heere komt. Hij zal ook wat in de duisternis verborgen is aan het licht brengen, en de voornemens van het hart openbaar maken. En dan zal ieder van God lof ontvangen” (1 Kor. 4:5).

Voor de “rechterstoel van Christus” zullen uitsluitend diegenen staan van wie de zonden al zijn vergeven, omdat ze hun vertrouwen op Christus hebben gesteld en het geschenk van de gerechtigheid hebben aangenomen. Ze zijn reeds rechtvaardig verklaard en worden nu door de Heere Jezus geëerd. Ze krijgen een beloning, een eerbewijs, een huldeblijk voor hun loop op “de renbaan” (1 Kor. 9:24-25), voor wat ze in Jezus’ dienst hebben verricht en voor het lijden dat ze voor Hem hebben doorstaan.

Naast “schatten” en “loon” in de hemel is er in de Bijbel ook expliciet sprake van “kransen” of “kronen” voor Jezus’ volgelingen. Het Griekse woord dat daarvoor gebruikt wordt en in de meeste Nederlandse Bijbels is vertaald met “krans” of” “kroon” of een samenstelling daarvan, is “στέφανος” (stéfanos). Dat betekende in de klassieke oudheid een koninklijk ereteken, een prijs bij openbare spelen. Dergelijke kronen of lauwerkransen werden in de vroegere Olympische Spelen aan de winnaars toegekend. In het Nieuwe Testament worden die olympische eretekens figuurlijk gebruikt voor de beloningen in de hemel. Het Nieuwe Testament vermeldt in totaal vijf verschillende kransen of kronen:

  1. “Een onvergankelijke krans”
    (1 Kor. 9:24-25)“Weet u niet dat zij die in de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt? Loop dan zo dat u die verkrijgt. En iedereen die aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles. Zij nu doen dat om een vergankelijke krans te ontvangen, maar wij om een onvergankelijke te ontvangen.”
    Deze krans of kroon ontvangt degene die trouw volhardt, die het leven als christen in volle toewijding en zelfbeheersing volhoudt, zoals een atleet op de renbaan die niet opgeeft. Deze christenen mogen erop rekenen – door allerlei ontmoedigingen, druk en lijden heen – dat hun beloning (hun “burgerschap”) in de eeuwigheid bij Christus voor hen klaarligt (Fil. 3:20).
  2. “Onze erekroon”
    (1 Thess. 2:19)“Want wat is onze hoop of blijdschap of erekroon? Bent ook u dat niet voor het aangezicht van onze Heere Jezus Christus bij Zijn komst?“
    Dit eerbewijs krijgt degene die het Evangelie van Jezus Christus trouw heeft verkondigd en anderen voor Hem heeft gewonnen. Trouwe verkondigers van Gods Woord ondervinden dat hun arbeid vrucht voortbrengt en anderen tot geloof komen. Paulus noemt de gemeente van de Thessalonicenzen daarom ook zijn “heerlijkheid en blijdschap” (1 Thess. 2:20). In de Engelse King James Version wordt hier de term “Crown of Rejoicing” gebruikt, wat we ook als ‘jubelkroon’ kunnen weergeven. De “erekroon” waarvan in 1 Thess. 2:19 sprake is, kunnen we inderdaad ook beschouwen als een ‘jubelkroon’ of ‘vreugdekroon’. De engelen in de hemel jubelen van vreugde over ieder mens die zich tot Christus bekeert (Luk. 15:10).
  3. “De krans van de rechtvaardigheid”
    (2 Tim. 4:7-8)“Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden. Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad.”We erven die krans of kroon dankzij de gerechtigheid van Christus. Omdat Christus plaatsvervangend voor alle mensen is gestorven, kan iedereen de vrijspraak verkrijgen en door God rechtvaardig worden verklaard. Allen die in Hem geloven (die op Hem hun vertrouwen stellen), wordt dit geloof als gerechtigheid (of rechtvaardigheid) toegerekend. Zij ontvangen vergeving, volmaakte gerechtigheid voor God en eeuwig leven. (Zie Hand. 10:43; 13:38-39; Rom. 4:5, 20-25; 1 Kor. 15:3 e.v.; 2 Kor. 5:19-21; Gal. 2:16; Kol. 1:14; Hebr. 1:3; 1 Pet. 2:24; 3:18; 1 Joh. 2:2; 3:5; 4:9-10 enz.).
    Zij die hun leven lang aan dit vertrouwen hebben vastgehouden, geven daarmee ook te kennen dat ze “Zijn verschijning hebben liefgehad”, dat ze met geloof en verlangen naar Zijn komst hebben uitgekeken.
  4. “De krans van de heerlijkheid”
    (1 Pet. 5:2-4)“Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn. En als de Opperherder verschijnt, dan zult u de onverwelkbare krans van de heerlijkheid verkrijgen.”
    Deze lauwerkrans die nooit zal verwelken is speciaal bestemd voor de oudsten, voorgangers en allen die verantwoordelijkheid dragen voor Christus’ gemeente, als ze met de juiste innerlijke houding en gedragslijn leiding hebben geven aan de andere gelovigen die hen waren toevertrouwd.
  5. “De kroon van het leven”
    (Op. 2:10)“Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u verzocht wordt. En u zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven.”
    Deze kroon is voor degenen die zich moedig voor Jezus hebben ingezet, en die daardoor smaad, geloofsvervolging en allerlei lijden hebben doorstaan, zelfs tot de dood. (Zie ook Matt. 5:10-12). Ook Jakobus maakt melding van deze kroon: “Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd gebleken is, zal hij de kroon van het leven ontvangen, die de Heere beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben” (Jak. 1:12).Zowel in de brief van Jakobus als in Openbaring wordt gesproken over “verzoeking” (beproeving of verleiding) en “verdrukking” (veel lijden moeten doorstaan, het zwaar te verduren hebben). Wie, uit liefde voor de Heere Jezus, in zulke moeizame worsteling met het lijden standhoudt, oftewel wie als “overwinnaar” uit die geestelijke strijd komt, zal de “kroon van het leven” ontvangen. (Zie ook Hebr. 10:32-36).

Kransen of kronen: letterlijk of figuurlijk op te vatten?

Krijgt een christen die een buitengewoon godvruchtig en toegewijd leven heeft geleid, daadwerkelijk vijf kronen of slechts één kroon waarop vijf eretekens zijn samengevoegd? Dat weten we niet en gaat eigenlijk ons voorstellingsvermogen te boven. Maar het is wel duidelijk dat die kronen of kransen niet louter symbolisch op te vatten zijn. Op. 4:4 laat zien dat er in de hemel kronen worden gedragen: “En rondom de troon stonden vierentwintig tronen. En op de tronen zag ik de vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte kleren, en met gouden kronen op hun hoofd.”

Ook de Heere Jezus zelf draagt bepaalde kronen: “En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen (Grieks: diadémata). Hij had een naam, die opgeschreven was, en die niemand kent dan Hijzelf” (Op. 19:12). Hier wordt dus in plaats van het woord “στέφανος” (stéfanos) het woord “διάδημα” (diádema – meervoud: diadémata) gebruikt. Op een andere plaats draagt Jezus een “stéfanos”, maar ook die kroon is van massief materiaal, namelijk goud: “En ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk zat Iemand als een Mensenzoon, met op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel” (Op. 14:14).

Toch moeten we ons die kronen niet direct voorstellen als een zware, op het hoofd drukkende hoofdtooi, zoals sommige kronen hier op aarde2. Ze zullen door anderen eerder als een soort ‘uitstraling’ of ‘glans’ worden waargenomen, zoals Paulus in 1 Kor. 15:41-42 aangeeft: “…De glans van de zon is verschillend, en de glans van de maan is verschillend, en de glans van de sterren is verschillend, want de ene ster verschilt in glans van de andere ster. Zo zal ook de opstanding van de doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in vergankelijkheid, het wordt opgewekt in onvergankelijkheid”.3

Paulus legt uit dat al die hemellichamen zich van elkaar onderscheiden door hun specifieke glans of schittering. Net zoals de sterren elk hun eigen glans, kleur en kenmerken hebben, zo zullen ook de mensen in de hemel elk hun eigen, karakteristieke ‘glans’, ‘luister’ of ‘uitstraling’ hebben, al naargelang de onderscheiding of het eerbewijs dat ze van de Heere ontvangen. (Zie ook Dan. 12:1-3).

Ons gedrag hier en nu heeft gevolgen in de eeuwigheid

Wat we hier op aarde doen, zal gevolgen hebben in de eeuwigheid. De gelovigen hebben bij wijze van spreken een hemelse bankrekening waarop “loon” wordt overgemaakt. In de gelijkenis van de “parel van grote waarde” (Matt. 13:46) verkoopt de koopman alles wat hij bezit om die uitzonderlijk waardevolle parel te kunnen kopen. Met die gelijkenis wijst Jezus erop dat het de moeite loont om voor Zijn Koninkrijk alles over te hebben. Als wij, christenen, uit eigen vrije wil en blijmoedig ons werk voor Jezus verrichten, zullen we er rijker voor worden beloond. (1 Kor. 9:17; 2 Kor. 9:6-7).

Maar de Heere Jezus maakt ook duidelijk dat bepaalde christenen “geen loon” in de hemel zullen ontvangen (Matt. 6:1), omdat ze hier op aarde hun goede werken vanuit ik-gerichte motieven hebben verricht. Ze hebben bijvoorbeeld hun gebeden en “liefdegaven” tentoongespreid om “…door de mensen geëerd” te worden. En Hij voegt eraan toe dat zij zodoende “hun loon” al hebben ontvangen (Matt. 6:2, 5; zie ook Matt. 5:16). “Hoe ieders werk is”, wat onze goede werken wérkelijk waard zijn, zal duidelijk worden voor de rechterstoel van Christus.

“Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus. Of nu iemand op dit fundament bouwt met goud, zilver, edelstenen, hout, hooi of stro, ieders werk zal openbaar worden. De dag zal het namelijk duidelijk maken, omdat die in vuur verschijnt. En hoe ieders werk is, zal het vuur beproeven. Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen. Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen” (1 Kor. 3:11-15).

Het ‘huis’ dat we bouwen op het fundament Jezus Christus, zal alleen blijven staan als we het bouwen met ‘solide, hoogwaardige materialen’. Dat wil zeggen: we zullen alleen “loon” ontvangen als we leven en handelen in gehoorzaamheid aan Gods Woord, Hem dienen vanuit de juiste motieven, ons laten leiden door Zijn Geest Die in ons woont en op Hem vertrouwen. Als we daarentegen bouwen met “hout, hooi en stro”, zal ons bouwwerk “verbranden”. De “schatten” die we hebben “verzameld”, zullen door het vuur worden verteerd als ze niet beantwoorden aan Gods criteria. Als we leven en handelen “naar het vlees” (Rom. 8:4-17), als we eigenmachtig, buiten Christus om, te werk gaan en louter op onze eigen inspanningen vertrouwen, zal ons bouwwerk in vlammen opgaan. We zullen in dat geval onze beloning verspelen. Wijzelf zullen wel worden gered maar, bij wijze van spreken, door het vuur heen (zoals iemand die wel levend, maar niet zonder verbrande kleren, uit een grote brand wordt gered).

En de lauwe christenen?…

De verschillende kronen en onderscheidingen zullen duidelijk maken over welke volmacht en autoriteit iemand zal beschikken in Gods koninkrijk. Maar zullen die verschillen in “loon” niet leiden tot een gevoel van ongelijkheid en afgunst? Nee, zulke gevoelens zullen er in de hemel niet voorkomen. Iedereen zal ook zelf wel kunnen beoordelen wat hem of haar toekomt. In de hemel zullen er geen bittere jaloezie en ruzie meer bestaan. Voor de rechterstoel van Christus zal iedereen ten volle beseffen en volmondig beamen dat God rechtvaardig en liefdevol handelt. Ook degenen die een lauw christelijk leven hebben geleid en weinig vrucht hebben voortgebracht, zullen dat terdege beseffen. Ze zullen volkomen gelukkig zijn dat ook aan hen de toegang tot de hemel is verleend en ze zullen vervuld zijn van blijdschap over hun verlossing. Niemand zal met een gevoel van wrok naar de beloningen van de anderen kijken.

Er is ons tenslotte uitdrukkelijk beloofd dat er in de hemel “geen rouw, jammerklacht of moeite” meer zal zijn (Op. 21:4). We kunnen erop vertrouwen dat de Heere Jezus rechtvaardig zal oordelen en dat allen vanuit hun nieuwe, hemelse denkwijze het totaal eens zullen zijn met de manier waarop Jezus de beloningen toekent. Een aardse gang van zaken (ongelijkheid leidt tot afgunst) kun je niet zomaar overdragen op de hemelse realiteit. Het is interessant om in de Schrift te lezen dat in de hemel, anders dan in bepaalde antichristelijke politieke systemen, niet iedereen eenvoudigweg gelijk is. Ook in de hemel zal iedereen op een zeer persoonlijke, specifieke manier ingezet blijven worden, al naargelang het specifieke “loon” of het aantal “ponden” of ”talenten” dat de Heere aan ieder persoonlijk zal toebedelen. Alleen al het feit dat er in de engelenwereld serafs, cherubs, aartsengelen, boodschappers en velerlei andere engelen bestaan, duidt erop dat er in Gods koninkrijk een bepaalde hiërarchie en een hele verscheidenheid aan taken en ‘werkterreinen’ bestaan.

God houdt rekening met onze mogelijkheden

Het verhaal van de arme weduwe die twee kleine munten in de offerkist wierp (Mark. 12:41-44 en Luk. 21:1-4), wijst op nóg een belangrijk feit: de Heere Jezus houdt rekening met onze mogelijkheden, met wat we wel of niet kunnen geven! Het is de kwaliteit die telt, niet de kwantiteit. Hij oordeelt rechtvaardig. In Lukas 12:48 legt Jezus dit principe eens en voor altijd vast met de treffende woorden: “…van ieder aan wie veel gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd heeft, zal men des te meer eisen.”

En dat principe geldt voor zowel rijken als armen: van hen die veel bezitten, verwacht God dat ze veel geven. Van hen die weinig bezitten, verwacht God óók dat ze geven, maar alleen wat ze kúnnen geven. Dit ‘billijkheidsprincipe’ of principe van ‘geven naar vermogen’ zien we ook in de gelijkenis van de talenten (Matt. 25:14 e.v.). Van degene die maar één talent in beheer had gekregen, verlangde de heer des huizes niet dat hij hem vijf talenten winst zou geven. Tegen degene die vijf talenten had gekregen en er vijf bij had verdiend, zei hij: “…Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer” (Matt. 25:21).

Bovendien zal in mindere mate de dienst zelf in aanmerking worden genomen, maar vooral de innerlijke houding of gezindheid waarmee de dienst werd verricht. “En alles wat u doet, doe dat van harte, als voor de Heere en niet voor mensen, in de wetenschap dat u van de Heere als vergelding de erfenis zult ontvangen, want u dient de Heere Christus” (Kol. 3:23-24). Zelfs de wens om iets te doen wordt door God beloond, als het onmogelijk is om die te realiseren. Koning David bijvoorbeeld kreeg niet de toestemming van God om de tempel te bouwen, maar God prees hem omdat hij wel die wens in zijn hart koesterde (1 Kon. 8:17-19). Zie ook 2 Kor. 8:12: “Want als de bereidwilligheid aanwezig is, dan is iemand welgevallig overeenkomstig wat hij heeft, niet overeenkomstig wat hij niet heeft”.

Het verband tussen “geloof”, “genade” en “werken”

Tegen de achtergrond van een “loon” en “kronen” voor de gelovigen krijgt ook het verband tussen “geloof”, “genade” en “werken” een nieuw perspectief. Alleen door het geloof in Jezus Christus en alleen uit genade (‘sola fide’ en ‘sola gratia’) worden we door God rechtvaardig verklaard (Rom. 3:21-24, 28; Ef. 2:8-10). Wijzelf kunnen niets toevoegen aan het volmaakte verlossingswerk van Jezus Christus. Onze rechtvaardigmaking komt niet door onze werken, maar goede werken doen en vrucht dragen kan onze schatten, ons loon in de hemel vermeerderen.

Vanaf Zijn rechterstoel zal Christus de werken van de gelovigen beoordelen, niet om hen te redden, maar om hen te belonen. Jezus moedigt ons aan ons voor honderd procent in te zetten, zodat Hij ons een grotere beloning kan toekennen. Er is dus niets verwerpelijks aan om taken voor God aan te pakken vanuit de motivatie er door Hem voor beloond te worden. We worden gedreven door de overtuiging: mijn Vader, “Die in het verborgene ziet”, zal mij er op een rechtvaardige manier voor belonen (Matt. 6:4, 6, 18).

De weg van een christen is niet altijd een gemakkelijke weg. Onze beslissing om Hem vastberaden na te volgen en te gehoorzamen, is belangrijk: “…wees daders van het Woord en niet alleen hoorders. Anders bedriegt u uzelf” (Jak. 1:22). Maar de vreugde die we zullen ervaren wanneer we op onze eindbestemming door Jezus geëerd worden, zal des te groter zijn. Hebreeën 12:2 spoort ons aan om moedig vol te houden, “…terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God.”

Eindnoten
1. (Noot van de vertaler) In 2 Kor. 5:10 wordt in de Griekse grondtekst het woord “βῆμα” (béma) gebruikt. “Béma” heeft verschillende betekenissen (o.a. pas, trede, podium, spreekgestoelte, verhoogde plaats voor een rechter, tribune), maar is in de meeste Nederlandse Bijbels met “rechterstoel” vertaald. Dat woord komt nog in andere Bijbelverzen voor (bv. in Matt. 27:19; Hand. 18:12; Rom. 14:10; 2 Kor. 15:10), waar het ook meestal met “rechterstoel” is vertaald.
2. (Noot van de vertaler) Denk bijvoorbeeld aan de kroon waarmee in 2023 in het Verenigd Koninkrijk het koningschap van Charles officieel werd bevestigd. Ze is van massief goud, weegt . 2,23 kg en is 30 cm hoog.
3. (Noot van de vertaler) In vers 41 wordt in de Griekse grondtekst het woord “dόξα” (dóxa) gebruikt. Dit woord heeft verschillende betekenissen: aanzien, (goede) naam, roem, eer, glans, pracht, majesteit, lichtglans. In de HSV is het vertaald met “glans” en in de NBV-21 met “schittering”.

Bettina Hahne-Waldscheck werkt als redactrice voor het Zwitserse christelijke tijdschrift Factum (www.factum-magazin.ch).
Oosprongkelijk verschenen in Keine Verurteiling mehr, Factum 4, 2021, p. 58-61. Vertaald uit het Duits door Jean-Pierre Borgonjon met toestemming van Factum, Schwengeler Verlag AG, Berneck, Zwitserland.