Dirk Lemmens geeft een systematisch overzicht van de bijbelse principes omtrent echtscheiding. Hij voorziet in een overzicht van belangrijke vragen en pastorale accenten in pastoraat bij echtscheiding.
Een omstreden onderwerp
Echtscheiding is en blijft een moeilijk onderwerp, waar we echter in de gemeente niet omheen kunnen. Het is ook een omstreden onderwerp, omdat de meest extreme, uiteenlopende en vaak tegenstrijdige standpunten met grote stelligheid ‘vanuit de Bijbel’ verkondigd worden.
Zo is er het standpunt dat echtscheiding nooit toegestaan is. Om van hertrouwen maar helemaal niet te spreken. Voor degenen die dit standpunt aanhangen, is het onderwerp meestal zelfs niet bespreekbaar. Echtscheiding en hertrouwen zijn nooit toelaatbaar voor de christen, tenzij de partner overleden is, en het is onder geen enkele omstandigheid te rechtvaardigen dat een christen het initiatief tot echtscheiding neemt. De ‘uitzonderingsclausule’1 wordt dan geïnterpreteerd als enkel bedoeld voor de Joden, en dus niet toepasbaar in onze situatie.
Anderen vinden dan weer dat een dergelijk standpunt veel te streng is, en stellen dat het geen zin heeft om te trachten een huwelijksrelatie die reeds ‘dood’ is, weer tot leven te wekken, en dat het ook geen bijbelse plicht is om dat te doen. De nadruk wordt hierbij sterk gelegd op Gods genade, en op het feit dat Hij ‘groter is dan Zijn wetten’. Sommigen gaan daarbij zo ver dat ze, parallel aan de inzegeningsdienst, het huwelijk ook ‘uitzegenen’, en een echtscheidingsplechtigheid organiseren, waarin Gods zegen gebeden wordt over de beslissing om uit elkaar te gaan en over het verdere, gescheiden leven van de beide ex-partners. Al te vaak gaat het hier om een emotionele reactie op een bestaande situatie: iemand raakt, hetzij direct, hetzij zijdelings, betrokken in een echtscheidingsproblematiek, en voelt zich gedwongen om stelling te nemen.
De maatschappelijk veranderingen die zich in de laatste decennia voorgedaan hebben, maken het onmogelijk het onderwerp van echtscheiding te negeren of te vermijden. Tot voor kort steunden maatschappij, kerk en familie het instituut huwelijk, met als gevolg een sterke sociale druk voor de individuele huwelijkspartners om, ook al stond de relatie onder druk, zich in te zetten om het huwelijk in stand te houden. Vandaag functioneert de sociale druk zelfs eerder andersom: de wetgeving reglementeert echtscheiding steeds meer, de media presenteren het als een vanzelfsprekende zaak, en de vele voorbeelden zetten aan tot volgen. Dit alles heeft het stigma dat vroeger aan de echtscheiding verbonden was, grotendeels weggenomen. De christen kan dit alles sterk betreuren, het angstwekkend of immoreel vinden, maar het is zeker niet te vermijden. Wie in het pastoraat betrokken is, wordt zeer zeker vroeg of laat (en waarschijnlijk eerder vroeg dan laat…) met de echtscheidingsproblematiek geconfronteerd.
Het grote gevaar bij dit alles is dat standpunten gevormd worden op basis van de emoties van het moment, veeleer dan op basis van de principes van Gods Woord. Morele standpunten horen niet gevormd te worden onder druk van een bestaande situatie, maar moeten uitgaan van de relevante principes in Gods Woord. Daarom is het zo belangrijk dat de hulpverlener de Schrift bestudeert voordat hij met een situatie geconfronteerd wordt, zijn standpunt bepaalt los van de situatie, om daarna pas te bepalen hoe hij het kan toepassen in een concrete situatie.
Een pastorale aanpak
In dit artikel gaat onze interesse meer uit naar pastoraat bij echtscheiding dan naar de vraag of en onder welke omstandigheden echtscheiding toegestaan is. De vragen die gesteld worden zijn dus niet zozeer van theologische of exegetische²²²²²2, maar wel van praktische aard: “Hoe help ik mensen die aan den lijve met een echtscheiding geconfronteerd worden of geweest zijn- Wat kan ik voor hen betekenen, en wat kunnen zij nog voor de gemeente betekenen-” Uiteraard kan het ene niet van het andere gescheiden worden, en zullen we soms in het kort ingenomen standpunten uitleggen of funderen.
Moeilijke vragen
Een probleem waar we in dit artikel, maar vooral ook in de realiteit van het pastoraat iedere keer weer mee geconfronteerd worden, is dat er voor een aantal situaties geen kant en klare antwoorden bestaan. Het is niet zo moeilijk om principe “A” uit de Schrift netjes uiteen te zetten, maar wat als de confident daarmee in conflict komt met principe “B”-
We leven als zondige mensen in een zondige wereld, en de keuze die zich aan ons voordoet is niet altijd eenvoudigweg de keuze tussen ‘juist en verkeerd’, tussen ‘goed en kwaad’. Natuurlijk kiezen we voor het juiste, het goede. De realiteit van het leven is echter dat mensen zichzelf in allerhande situaties manoeuvreren waar de keuze niet langer is tussen ‘juist en verkeerd’, maar tussen ‘verkeerd en minder verkeerd’. Het jongetje dat aan zijn vriend Jan belooft nooit aan iemand te vertellen dat hij het was die de bal door het raam van de buurman trapte, en daarna door zijn vader met de vraag geconfronteerd wordt: “Ik wil dat je me het zegt: heeft Jan die bal wel of niet door dat raam getrapt-” ziet zichzelf voor een dergelijke keuze geplaatst: ofwel gehoorzaamt hij zijn vader, maar breekt hij zijn belofte aan Jan (Matt. 5:37), ofwel houdt hij zijn belofte aan Jan, maar is hij zijn vader ongehoorzaam (Kol. 3:20). Er bestaat een spanningsveld tussen datgene wat is en datgene wat behoort te zijn, tussen datgene wat juist is in de studeerkamer, en datgene wat juist blijkt te zijn in de gesprekskamer. Om op een goede manier met dat spanningsveld om te gaan, is het van het allergrootste belang dat zowel de hulpverlener als de confident zich voortdurend openstellen voor Gods Woord en voor de leiding van de Heilige Geest.
De probleemanalyse
Dit artikel tracht dan ook geenszins definitieve antwoorden te geven op allerhande complexe vragen, maar wil de lezer veeleer stimuleren om de juiste vragen te stellen en zo de confident te leiden naar het inzicht dat hem in staat zal stellen om oplossingen te vinden die hij, in het licht van de Bijbel, kan verantwoorden tegenover zijn Heer. Bij de probleemanalyse is er een aantal vragen waar de hulpverlener, wil hij uiteindelijk tot een bijbelse oplossing komen, antwoord op moet krijgen. Omdat niet alle vragen in hetzelfde gesprek aan bod kunnen komen, en de hulpverlener van sommige vragen het antwoord misschien al kent, doet hij er goed aan om mentaal een ‘checklist’ van de te stellen vragen bij te houden. Dat probleemanalyse en het zoeken naar de bijbelse oplossing in de praktijk van het pastoraat niet altijd even netjes gescheiden kunnen blijven, zal blijken uit de manier waarop sommige van deze vragen gesteld en beantwoord worden. Een vraag draagt een antwoord in zich, maar al te vaak roept het antwoord een nieuwe vraag op.
Vragen indien er nog geen echtscheiding is
Echtparen lopen soms omwille van zeer uiteenlopende redenen vast in hun huwelijksrelatie. Indien de hulpverlener in deze fase in de problematiek betrokken wordt, zijn er een aantal aspecten waarover hij, met het oog op de probleemanalyse, informatie in moet winnen.
Geestelijke toestand
Een eerste vraag die beantwoord moet worden is: wat is de geestelijke toestand van de beide huwelijkspartners- Zijn ze beiden christen, of één van beiden- Of misschien kennen ze geen van beiden de Heer- Het antwoord op deze vraag is van fundamenteel belang, omdat Paulus in zijn brief aan de Korintiërs stelt dat, indien de ongelovige het initiatief tot echtscheiding neemt, de gelovige deze niet mag tegenhouden (1 Kor. 7:15-16). Het is vaak niet eenvoudig voor de hulpverlener om op de vraag naar de geestelijke toestand van de confident een duidelijk antwoord te krijgen: soms is de vrucht erg onduidelijk, en vele kerkelijk opgegroeide mensen beschouwen zichzelf als christen, zonder echt een relatie met de Heer te hebben. In een dergelijk geval helpt het vaak om op een directe manier naar de relatie met de Heer Jezus te vragen: “U vindt dit misschien wel een vreemde vraag, maar ik wil er toch graag zeker van zijn dat we op dezelfde golflengte zitten: als u straks bij een verkeersongeluk om het leven zou komen, zou u dan naar de hemel gaan, en waarom-”
Wie wil scheiden?
Deze vraag volgt direct uit de voorgaande. Het is nodig om zicht te krijgen op de precieze verhoudingen binnen het huwelijk: komt het initiatief tot de echtscheiding van één van beide partners (en is het dan de christen of de niet-christen die op de scheiding aanstuurt), of is het een gezamenlijke zaak van beide partners-
Soms zal dit heel duidelijk liggen: de niet-christen wil een einde aan het huwelijk maken, en de christen probeert, vaak tegen zijn gevoel in, zogenaamd op grond van Gods Woord met alle middelen de scheiding tegen te houden. In een dergelijk geval zou het kunnen zijn dat de hulpverlener, hoeveel moeite het hem ook kost, de christen er voorzichtig van moet overtuigen dat het, in het licht van de Bijbel (I Kor. 7:15-16), beter is om de ongelovige te laten vertrekken3, zonder hem natuurlijk daarbij zelf, door onaanvaardbaar gedrag, ‘een handje te helpen’.
In andere gevallen lijkt het duidelijk dat het initiatief bij beide partners gezamenlijk ligt, maar blijkt al snel dat het eigenlijk uitgaat van één van beiden en dat de andere zich maar neergelegd heeft bij ‘een scheiding met onderlinge toestemming’ om ‘ellende en kosten’ te besparen. Ook in deze situatie zal de hulpverlener duidelijkheid moeten scheppen, en de confidenten er toe brengen om zelf consequent de bijbelse principes te onderkennen en toe te passen.
Op welke grond wil men scheiden?
Vandaag de dag zijn er haast zo veel gronden voor echtscheiding als echtscheidingen! Vaak worden een uitgedoofde liefde (“Ik voel niets meer voor hem/haar”) of onverzoenbare geschillen (“Het gaat niet meer tussen ons”) als grond voor de echtscheiding aangevoerd. Als dit zich dan al een tijdlang (jaren-) vertaald heeft in allerlei praktische toestanden (b.v.. ieder gaat zijn eigen weg, mishandeling, …) dan is het te verwachten dat de echtscheiding als bijna vanzelfsprekend aangevoeld wordt.
Toch zijn dit niet de bepalende vragen om vast te stellen of de christen (en dus ook de christen hulpverlener!) door kan gaan op de ingeslagen weg: de vragen die gesteld moeten worden, zijn of de ongelovige partner het initiatief genomen heeft om te vertrekken (1 Kor. 7:15-16) dan wel of één van beide partners seksuele immoraliteit gepleegd heeft (Matt. 5:31-32; Matt. 19:9).4
Als er sprake is van seksuele immoraliteit, stelt zich ook de vraag: “Hoe duidelijk is de schuld vastgesteld-” Heeft de ontrouwe partner de seksuele immoraliteit toegegeven- Of ontkent hij/zij- Indien de seksuele immoraliteit niet toegegeven wordt, hoe sterk zijn dan de aanwijzingen- Berust de aanklacht op vermoedens (“Er moet wel iemand in het spel zijn, want waar zou ze anders zo vaak nog zo laat zijn-“) verdachtmakingen van derden (“Ik heb zijn auto bij haar voor de deur zien staan”), of zijn er duidelijke bewijzen die ook in een rechtszaak stand zouden houden-
De hulpverlener moet hierbij bijzonder voorzichtig zijn om niet gelijk de kant van de ‘benadeelde’ partij te kiezen, en daardoor op voorhand de ‘benadelende’ partij te veroordelen. Hij moet voor ogen houden dat dingen niet altijd zijn wat ze lijken, maar vooral ook dat het hem niet toekomt partij te kiezen. De enige kant die de hulpverlener mag kiezen is Gods kant: hij moet er steeds op uit zijn om tot een zodanige oplossing te komen dat Zijn naam eer toekomt. Alleen dan zal hij een rol kunnen spelen in een eventuele verzoening.
Wonen ze nog samen?
Alhoewel de Bijbel er duidelijk over is dat echtscheiding enkel toegestaan is op de twee bovengenoemde gronden (nl. seksuele immoraliteit of de ongelovige partner die vertrekt), is hij ook realistisch genoeg om te erkennen dat de praktijk soms anders verloopt: “Doch hun, die getrouwd zijn, beveel ik niet, maar de Here, dat een vrouw haar man niet mag verlaten -is dit tóch gebeurd, dan moet zij ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen – en een man moet zijn vrouw niet verstoten.” (1 Kor. 7:10-11)
Het uitgangspunt is, voortbouwend op Jezus’ onderricht in Matt. 19: 1-9, dat een huwelijk trouw inhoudt ‘tot de dood ons scheidt’. Jezus staat daarop één uitzondering toe, en ook Paulus noemt verderop een uitzondering. De echtscheiding die op basis daarvan plaatsvindt, heeft als gevolg dat het huwelijk ontbonden is: “De broeder of zuster is in dit geval niet gebonden.“(1 Kor. 7:15), en dus vrij om te hertrouwen.5
Het “Is dit tóch gebeurd” gaat hier dus duidelijk over gevallen waar twee partners elkaar verlaten hebben om een andere dan twee bovengenoemde redenen. In onze termen zouden we zeggen dat ze gescheiden zijn ‘van tafel en bed’: hun huwelijk als zodanig is niet ontbonden , en ze moeten dus ‘ongehuwd’ blijven, ze zijn niet vrij om te hertrouwen. Hun taak is verzoening na te streven.
Eén van de vragen waarover de hulpverlener in dit soort situaties duidelijkheid zal moeten verkrijgen is: “Wat betekent apart wonen-” Is er nog contact- Is er nog een seksuele relatie- Hoe is de zorg voor de kinderen geregeld- ‘Apart wonen’ kan heel verschillende dingen betekenen in verschillende situaties. Sommige echtparen bewonen nog hetzelfde huis, maar hebben verder totaal niets meer gemeen (aparte slaapkamers, aparte maaltijden, geen enkele communicatie meer), terwijl andere uit elkaar zijn, maar nog ontzettend veel samen doen (samen met de kinderen weg, samen eten, seksuele relatie, praktische hulp, …). Misschien zijn de te stellen vragen dus veeleer: “In hoeverre functioneert het huwelijk nog-” en “Wat wordt er gedaan om verzoening te bewerken-“.
Is 1 Kor. 6 overtreden?
“Durft iemand uwer, wanneer hij iets heeft met een ander, recht zoeken bij de onrechtvaardigen, en niet bij de heiligen- … Indien gij alledaagse geschillen te berechten hebt, laat gij dan hen zitting nemen, die in de gemeente niet in tel zijn- … Is er dan bij u geen enkel wijs man die uitspraak zal kunnen doen tussen broeders- Zoekt nu de ene broeder recht tegen de andere, en dat bij ongelovigen- … Waarom lijdt gij niet liever onrecht- Waarom laat gij u niet liever te kort doen-” (1 Kor. 6:1-8)
Is de echtscheidingsprocedure voor de wereldse rechtbanken reeds ingezet, en zo ja, hoe ver is ze reeds gevorderd- De hulpverlener moet trachten duidelijkheid te verkrijgen over de doelstelling van de confidenten. Vragen ze hulp tot verzoening en herstel van hun relatie, of vragen ze persoonlijke steun in de moeite die een echtscheiding nu eenmaal met zich meebrengt-
Indien de echtscheiding doorgezet wordt om een andere reden dan seksuele immoraliteit of de ongelovige partner die vertrekt, is deze steun geen optie. Ikzelf zou dan van het echtpaar vragen dat ze de wettelijke procedure opschorten, en met hun volle inzet aan verzoening gaan werken. Zouden ze hiertoe niet bereid zijn, dan kunnen ze ook niet op mijn pastorale steun rekenen om de echtscheiding door te zetten. Is één van beiden bereid om zich in te zetten voor verzoening, dan wil ik hem/haar daar graag bij helpen.
Als het initiatief voor de scheiding bij de ongelovige partner ligt, zal het huwelijk dat wettelijk gesloten is, ook wettelijk ontbonden moeten worden. Gaat het om seksuele immoraliteit, dan zal verzoening een eerste optie zijn, maar in de praktijk niet altijd mogelijk blijken. Zelfs als er berouw is, zal de benadeelde partner vaak het idee om verder te gaan in het huwelijk, niet kunnen dragen, en een echtscheiding vragen. Ook dit houdt een wettelijke procedure in. In al deze gevallen zullen de betrokken partijen pastorale hulp en steun hard nodig hebben.
Is Matt. 18:15-17 toegepast?
Het zou goed kunnen dat iemand omwille van aanhoudende seksuele immoraliteit, of omwille van aanhoudende zonde in zijn huwelijksrelatie, onder tucht geplaatst is. Omdat de bedoeling van een tuchtmaatregel precies is om iemand te ‘ex-communiceren’, buiten de gemeenschap met de andere gelovigen te plaatsen, moet de hulpverlener bijzonder voorzichtig zijn om die tuchtmaatregel door zijn pastoraat niet te doorbreken. Een tuchtmaatregel houdt precies in dat ‘de tijd van praten’ voorbij is, en dat iemand nu maar eens een keer moet laten zien dat hij weer op de weg van de Heer wil wandelen. Toch mag iemand niet zo totaal van de gemeente afgesneden worden, dat hij zijn bereidheid om weer met de Heer te wandelen niet meer kan communiceren. De hulpverlener moet met grote voorzichtigheid beslissen hoe hij luistert en naar de verantwoordelijke gemeente terugverwijst. Als vuistregel kan gesteld worden dat de oudsten van de gemeente die verantwoordelijkheid genomen heeft voor de tuchtmaatregel, ook verantwoordelijk zijn voor de verdere afhandeling ervan en dat het de hulpverlener (uit dezelfde of uit een andere gemeente) niet toekomt om een tuchtmaatregel te doorbreken, ook al is hij het er niet mee eens.
Is er berouw?
Hebben beide partners er zicht op waar ze te kort geschoten zijn, en is er berouw- Bestaat de bereidheid om het aangedane onrecht, voor zover mogelijk, weer goed te maken-
Situeert het berouw zich bij één van beide partners, of hebben ze beiden inzicht in hun eigen fouten of tekortkomingen- Vaak is het zo dat de fout van één partner als een paal boven water staat: wie seksuele immoraliteit pleegt, heeft altijd ongelijk, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat de ander gelijk heeft. Om tot een goede probleemanalyse te komen moet de situatie van beide partners getoetst worden aan de ene ware toetssteen: het Woord van God. Om vanuit een goede analyse tot een goede oplossing te komen, moeten beide partners bereid zijn om berouwvol verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen verkeerde gedrag.
Wat is de doelstelling?
Indien het duidelijk is dat er seksuele immoraliteit gepleegd is, wat is dan de doelstelling van de benadeelde partij- Hij of zij heeft het recht om tot echtscheiding over te gaan, maar dit recht houdt geen enkele verplichting in: de weg tot verzoening blijft ook nu open.
Vaak is het moeilijk voor de benadeelde partij om te kiezen tussen de beide alternatieven: aan de ene kant wil hij/zij niet voor de echtscheiding kiezen, omdat dat nooit zijn/haar bedoeling geweest is, maar aan de andere kant is het verdere huwelijksleven met iemand die de echtelijke trouw verbroken heeft, zo afschrikwekkend, dat het ook geen aantrekkelijke optie meer is. Toch moet de keuze gemaakt worden, en het zal mede tot de taak van de hulpverlener behoren om de confident te stimuleren deze keuze, niet overhaast maar weldoordacht, te maken. Het moet daarbij voor de confident ook duidelijk zijn dat deze keuze bindend is: het gaat niet op om nu voor vergeving en verzoening te kiezen, en dan later bij iedere spanning met een echtscheiding te dreigen omwille van de seksuele immoraliteit uit het verleden.
Een nieuwe relatie?
Echtscheidingsprocedures kunnen lang aanslepen, soms meerdere jaren. Meestal is het zo dat, eens tot het opstarten van de procedure overgegaan wordt, de huwelijkspartners niet langer samenwonen: hoewel ze officieel nog niet gescheiden zijn, is hun praktische situatie alsof ze reeds gescheiden waren. Niet zelden ontmoet de confident gedurende deze periode iemand met wie het ‘klikt’, en dan stelt zich de vraag of hij al dan niet moet wachten om een relatie (verkering) met deze persoon aan te gaan.
Factoren als eenzaamheid, kinderen en voortgaande leeftijd bij de confident, en een positief christelijke ingesteldheid bij de potentiële vriend(in) brengen vele hulpverleners ertoe om zich verdraagzaam op te stellen tegenover het aangaan van een dergelijke relatie nog voordat de echtscheiding officieel uitgesproken is. Toch dringt zich hier de vraag aan ons op of dit wel zo voor de hand ligt, als het eerste huwelijk (nog) niet ontbonden is. Kan iemand wel een verkering aangaan indien hij (nog) getrouwd is- Kan de hulpverlener zijn goedkeuring geven aan een dergelijke relatie- Als een huwelijk een wettelijk contract is dat gesloten wordt op het stadhuis, moet het dan ook niet eerst op het stadhuis ontbonden worden, voordat de partners in het contract weer vrij zijn om hun eigen weg te gaan-
De hulpverlener doet er goed aan om deze vraag helemaal aan het begin van de echtscheidingsprocedure aan de orde te brengen, voordat eenzaamheid en mogelijkheid de confident een nieuwe relatie binnenloodsen.
Vragen indien men reeds gescheiden is
Het is lang niet altijd zo dat de hulpverlener reeds in de situatie betrokken wordt voordat de echtscheiding plaatsgevonden heeft. Ook hier kunnen we een aantal gebieden onderscheiden waarover de hulpverlener informatie zal moeten inwinnen om op een goede manier richting te kunnen geven.
Wat was de grond van de echtscheiding?
Was deze grond bijbels (seksuele immoraliteit of de ongelovige partner die vertrekt), of is de wettelijke echtscheiding, tegen I Kor. 7:10-11 in, op een andere grond voltrokken- Deze vraag wordt bijzonder relevant als de vraag van het hertrouwen gesteld wordt: een huwelijk is immers enkel dán ontbonden, wanneer het ook voor God ontbonden is. In de praktijk betekent dat dat zowel hulpverleners als gemeenteleiders iedere keer weer geconfronteerd worden met mensen die, omdat hun huwelijk op wettelijke basis ontbonden is, wettelijk vrij zijn om te hertrouwen, terwijl Gods Woord zegt dat ze ‘ongehuwd’ moeten blijven of verzoening na moeten streven.
Deze situatie is tot stand kunnen komen doordat de wetgever veel vrijer is gaan omspringen met de huwelijksmoraal dan de Bijbel, en dus andere rechten en plichten voor de echtgenoten is gaan hanteren dan deze welke we in de Bijbel terugvinden. In de praktijk geeft dit aanleiding tot allerhande moeilijke situaties waar het antwoord niet voor de hand ligt. Wat moet de man doen die gescheiden is om een andere reden dan het vertrek van de ongelovige partner (1 Kor. 7:15) of seksuele immoraliteit (Matt. 19:9), maar die, in plaats van ongehuwd te blijven of verzoening na te streven, toch hertrouwd is en twee kinderen heeft bij zijn nieuwe vrouw- Moet hij de echtscheiding op onbijbelse grond dan toch als geldend beschouwen- Of moet hij vrouw en kinderen achterlaten en opnieuw als ongehuwde door het leven gaan- Het ‘goede’ ligt niet binnen handbereik.
Is er een punt achter het eerste huwelijk gezet?
Heeft de confident niet alleen wettelijk, maar ook emotioneel een punt gezet achter het eerste huwelijk- Alleen dan zal hij in staat zijn om een eventuele nieuwe relatie ook als een nieuwe relatie te beschouwen, zonder constant te vergelijken met de oude relatie. Dit vergelijken kan zowel van het positieve in de oude relatie uitgaan (‘Mijn eerste vrouw liet de spruitjes nooit zo gaar koken’) als van het negatieve (‘Als mijn eerste gestoord werd tijdens het lezen van de krant, werd hij steeds agressief, dus dat zal nu ook wel zo zijn.’). Dit soort vergelijkingen verstoort niet alleen de gezonde groei van een relatie, maar het is ook niet eerlijk om je partner constant aan een ander af te meten: hij of zij is een uniek persoon voor wie je kiest zoals hij of zij is.
Om echt een punt te kunnen zetten achter de eerste huwelijksrelatie, is het nodig dat de confident het geleden onrecht ten diepste vergeeft. Dit betekent niet dat hij het hoeft te vergeten (sommige dingen kan je nu eenmaal niet vergeten…) maar wel dat hij er voor kiest (te leren) om het geleden onrecht niet langer te gedenken, om niet langer zijn denken of handelen te laten beïnvloeden door de herinnering aan het geleden onrecht.6 Het is duidelijk dat deze vergeving nodig is om op een ‘normale’ manier met de ex-partner te kunnen omgaan, maar ook, en misschien vooral, om op een goede manier met de nieuwe partner te kunnen omgaan.
Zijn de lessen geleerd?
Een punt zetten achter het eerste huwelijk, betekent niet dat alles wat er zich in voorgedaan heeft ook moet vergeten worden. Hij die wijs is, leert de lessen uit de mislukkingen van het verleden. Daarom is het van belang dat de hulpverlener samen met de confident evalueert wat er fout gegaan is in het eerste huwelijk, en vooral ook waarom het fout gegaan is. Het eigen aandeel van de confident hoort hier zwaarder door te wegen dan het aandeel van de ex-partner. De bedoeling van deze evaluatie is uiteraard niet om de confident te oordelen of te veroordelen, maar veeleer om te voorkomen dat de denk- en reactiepatronen die mede aan de basis van de mislukking van het eerste huwelijk lagen, meegenomen worden in een tweede huwelijk.
Meer dan waarschijnlijk zal gedegen onderricht over de bijbelse invulling van huwelijk en gezin noodzakelijk zijn. De hulpverlener moet zich met de confident afvragen of het wijzer is om hiermee te wachten tot een nieuwe relatie zich aandient, dan wel om deze zaken vrij snel na de echtscheiding op te pakken.
Celibaat overwogen?
Een andere vraag die aan de orde dient te komen, is of de mogelijkheid van het celibaat ernstig overwogen is. De tendens in de maatschappij is om, na een echtscheiding, zo snel mogelijk te hertrouwen, maar de echtscheidingscijfers bij tweede en derde huwelijken zijn duizelingwekkend! Als iemand zich voor zijn eerste huwelijk afvraagt: “Wil God misschien wel dat ik alleen blijf-” dan is het zeker niet gek om zich die vraag opnieuw te stellen als dat eerste huwelijk mislukt is, en men overweegt een tweede huwelijk…7
Nog verplichtingen?
Hoewel een echtscheiding de verplichting tot huwelijkstrouw verbreekt, betekent dat niet dat daarom alle verplichtingen tegenover de ex-partner en tegenover de kinderen opgeheven zijn. Vaak wegen de financiële en morele lasten zwaar op het leven van de confident, en de vraag in hoeverre deze lasten een eventuele nieuwe relatie zouden hypothekeren, moet gesteld worden.
Aan de ene kant moet de confident leren om zich onder de emotionele verplichtingen uit te werken: ‘Haar auto is stuk. Als ik niet te hulp snel gaat ze vast naar de verkeerde garage, en betaalt ze waarschijnlijk te veel voor de herstelling.’ Hij moet leren dat beide ex-partners opnieuw een eigen, apart leven hebben, en ook moeten (leren) leiden. Aan de andere kant moet hij er mee leren leven dat het huwelijk diep ingewerkt heeft in de levens van beide ex-partners, en dat daar zo maar niet een eind aan komt (zorg voor de kinderen, financiële verplichtingen, herinneringen, gezamenlijke familie, vrienden, enzovoort).
Afgezien van het feit dat het wijs is om over bovengenoemde punten informatie in te winnen, moet de hulpverlener er ook van uitgaan dat er nog een heleboel andere probleemgebieden zijn die zich vaak voordoen bij gescheidenen. We noemen er enkele:
Waarom?
‘Waarom moest mij dit overkomen- Ik heb toch alles wat ik had in ons huwelijk geïnvesteerd, en nu word ik met een echtscheiding geconfronteerd! Waarom laat God dit toe-’ Soms word iemand door een echtscheiding ‘overvallen’. Het ene moment lijkt het alsof er geen vuiltje aan de lucht is, het volgende moment deelt de partner mee dat hij bij een andere man of vrouw gaat wonen. Uiteraard komt dit hard aan, en zullen, met behulp van de hulpverlener, de ‘waarom’-vragen die men ook naar God toe stelt, beantwoord moeten worden.
Schuld en schuldgevoelens8
Schuldgevoelens kunnen teruggrijpen op reële schuld: in de periode voorafgaand aan een scheiding, en ook nog tijdens de echtscheidingsprocedure, worden vaak heel lelijke dingen gezegd en gedaan. Het zou kunnen dat ook de confident zich hieraan schuldig gemaakt heeft.
In een dergelijk geval moet hij rechtzetten wat nog rechtgezet kan worden, maar, indien dat niet kan, moet hij leren leven met het feit dat de klok niet teruggedraaid kan worden. Hij heeft schade aangericht in de levens van zijn ex-partner en van zijn kinderen, en misschien kan daar niets meer aan gedaan worden.
Soms grijpen de schuldgevoelens eerder terug op een algemeen gevoel van falen: ‘Ik ben er niet in geslaagd om er wat van te maken.’, ‘Ik heb de opdracht die God mij gegeven heeft, niet tot een goed eind kunnen brengen.’. Als hij dan samen met de hulpverlener op zoek gaat naar wat hij concreet verkeerd gedaan heeft, blijkt al snel dat de schuld elders ligt, maar toch blijft het schuldgevoel doorknagen.
Het behoort tot de taak van de hulpverlener de confident te begeleiden in het onderscheiden tussen echte schuld en onterechte schuldgevoelens, recht te zetten wat nog rechtgezet kan worden, en te leren leven vanuit Gods vergeving waar echte schuld hem treft.
De ex-partner
Een echtscheiding betekent niet noodzakelijkerwijze dat het contact met de ex-partner afgelopen is. Contact blijft meestal bestaan rond de kinderen (ophalen voor weekends en vakanties, beslissingen rond opvoeding, school, trouwerijen, enzovoort), de financiën (onderhoudsgeld, grote uitgaven voor de kinderen) en vrienden en familie (bezoek, officiële gebeurtenissen). Indien beide ex-partners bij elkaar in de buurt blijven wonen, bestaat verder voortdurend de kans dat ze elkaar tegen het lijf lopen. Sommigen beslissen zelfs om, ook na de scheiding, in dezelfde gemeente te blijven.
Vooral voor degene die gedwongen de echtscheiding ondergaan heeft, kan dit voortdurende contact pijnlijk zwaar wegen, en kan het erg moeilijk zijn om een juiste houding te bepalen, en op een goede manier met zijn/haar gevoelens om te gaan. Het voortdurende contact kan de gevoelens van vijandigheid, die het huwelijk overheersten, in stand houden. Ook een voortdurend gevoel van verantwoordelijkheid (‘Hij/zij kan zich alleen niet redden’) kan de emotionele pijn intensifiëren.
Het is belangrijk dat de confident dit alles in de hulpverleningsrelatie bespreekbaar kan stellen, en, onder begeleiding van de hulpverlener, een nieuwe focus aan zijn leven kan geven.
De kinderen
Daar waar de ouders, ook al ging het misschien niet goed, vroeger gezamenlijk voor de opvoeding en voor de praktische zorg voor de kinderen instonden, bevinden ze zich nu in een situatie waar de één zonder kinderen is, en de ander de volle verantwoordelijkheid van de zorg voor de kinderen moet dragen. De één mist ze, de ander wordt er aan handen en voeten door gebonden.
Daarbij worden de kinderen vaak, ook ongewild, als pasgeld in de echtscheiding en de relatie daarna gebruikt. De opvoeding komt in het gedrang, al was het alleen maar omwille van het feit dat er nu twee verschillende bronnen van gezag en van aandacht functioneren. In de praktijk van alledag gaan die twee elkaar haast onvermijdelijk tegenwerken. Voorbeeld: pa heeft de kinderen één weekend op twee, maar omdat hij gewoonlijk te klein woont om de kinderen goed op te kunnen vangen, houdt hij dat ene weekend vrij en gaat hij veel dingen buitenshuis met ze doen. Ze krijgen alle aandacht en worden, mede onder druk van de omstandigheden, flink verwend. Ma daarentegen heeft de kinderen het grootste deel van de tijd, en kan, onder druk van de vele dingen die op haar afkomen, ze heel wat minder tijd en aandacht geven. Hoewel ma het grootste aandeel in de opvoeding op zich neemt, krijgt zij minder vat op de kinderen door haar gedaalde ‘populariteit’ (‘Van pa krijgen we…’)
De wetgever probeert dit probleem op te vangen door het co-ouderschap in te voeren, maar waarom zouden de ex-partners, nu ze gescheiden zijn, ineens eensgezind kunnen uitvoeren wat hun niet lukte toen ze nog getrouwd waren-
Belangrijk is ook dat de ex-partners elkaars gezag niet ondermijnen in de ogen van de kinderen, en hun de ruimte geven om de ander ook effectief als vader of moeder te eren. Dat de relatie tussen twee huwelijkspartners mislukt is, betekent nog niet dat ook de relatie met de kinderen ondermijnd moet worden! Dit maakt hen nog meer de dupe van de mislukkingen van hun ouders.
Financiën
Echtscheidingen brengen gewoonlijk zware financiële problemen met zich mee: nog afgezien van het feit dat de procedure op zichzelf genomen handen vol geld kan kosten (wat er vaak in eerste instantie niet eens was…), en dat de gezamenlijke bezittingen meestal met zwaar financieel verlies te gelde gemaakt moeten worden, brengen de alimentatieplicht en de verhoogde algemene kosten (huur, verwarming, auto, …) haast onvermijdelijk een drastisch verlaagde levensstandaard met zich mee. Gecombineerd met reeds bestaande financiële verplichtingen (leningen, afbetaling huis, …) kan dit jarenlang catastrofale gevolgen hebben.
Het leren omgaan met deze nieuwe situatie, en vooral ook met de gevoelens (bitterheid, minderwaardigheidsgevoelens, paniek, …) die dit alles met zich meebrengt, zal waarschijnlijk pastorale hulp behoeven.
Eenzaamheid
Mensen die getrouwd geweest zijn, kunnen meestal niet meer zo goed alleen zijn. Daarbij komt nog dat, in de moeilijke periode die aan de scheiding voorafging, vaak ook de vriendenkring aangetast is, of dat hij zich na de scheiding in twee kampen opgesplitst heeft. Wie na een scheiding alleen achterblijft, gaat meestal gebukt onder een diepe eenzaamheid.
Tenzij hier goed mee omgegaan wordt, kan deze eenzaamheid maar al te gemakkelijk uitmonden in sociale isolatie: het stigma van de scheiding, het drukke nieuwe levensritme en de zorg voor de kinderen kunnen dit nog in de hand werken. Daarbij komt vaak nog een angst om opnieuw te mislukken in het leggen van sociale contacten, vooral contacten met leden van het andere geslacht.
In het opvangen van deze eenzaamheid ligt duidelijk een taak van de gemeente. Een telefoontje, een bezoekje, een uitnodiging voor een warme maaltijd vangen niet alleen de eenzaamheid op, maar slaan ook bruggen om over de andere, dieper liggende vragen te praten, en er God in te zoeken.
Seksuele verlangens
De gescheidene heeft ‘aan den lijve’ ervaren wat seksualiteit betekent, en moet dat nu missen. De eenzaamheid gaat de seksuele verlangens nog aanscherpen. Het is belangrijk dat de hulpverlener deze problematiek aansnijdt, omdat de kans erg klein is dat de confident het zelf zal doen. Masturbatie, kortstondige seksuele relaties en prostitutie zijn vaak voorkomende problemen.9
Zelfmedelijden
Zelfmedelijden leidt tot zelfbeklag (‘Wat heb ik het toch moeilijk!’), jaloezie (‘Wat hebben anderen het toch gemakkelijk!’) en passiviteit. Het zal de confident ervan weerhouden om in de toekomst te investeren, en met de Heer een nieuwe richting aan zijn leven te geven.
Een overhaast nieuw huwelijk
Eenzaamheid, onbevredigde seksuele verlangens en zelfmedelijden en een hele reeks praktische problemen verbonden aan het alleen zijn, drijven de confident vaak in een overhaast tweede huwelijk. De hoop dat dit de problemen zal oplossen is echter bijna altijd volkomen ongegrond. Het is de taak van de hulpverlener, en van de gemeente als therapeutische gemeenschap, om de confident te steunen in het omgaan met genoemde problematieken. Dit zal de basis voor een eventuele nieuwe relatie gelijk al een stuk steviger maken.
De bijbelse oplossing
Uit de complexiteit van de probleemanalyse zal de complexiteit van de oplossing blijken. De redenen waarom een huwelijk vastloopt zijn immers vele, en liggen zelden of nooit bij slechts één van de partners. De aangereikte oplossingen zullen deze complexiteit ernstig moeten nemen, en dus nooit simplistisch van aard zijn. Waar het op aankomt is om de bijbelse principes, de richtlijnen uit Gods Woord, op een evenwichtige en relevante manier toe te passen. Iedere oplossing die zich situeert binnen het kader van de bijbelse principes, is aanvaardbaar. Iedere oplossing die geheel of ten dele buiten dat kader valt, is niet aanvaardbaar.
Precies omdat de praktische uitwerking van de oplossing zo complex en situatiegebonden is, zullen we ons in dit artikel beperken tot het aanreiken van een aantal relevante principes. Deze moeten dan op een creatieve manier in de situatie zelf toegepast en met elkaar in evenwicht gehouden worden.
Het huwelijk
Zonder al te uitvoerig in te gaan op het bijbels onderricht over huwelijk en gezin, is het toch belangrijk om er enig zicht op te hebben wát er precies ontbonden wordt bij een echtscheiding:
– God Zelf heeft het huwelijk ingesteld
“En de Here God zeide: ‘Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken die bij hem past. … En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. … Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.” (Gen. 2:18-25)
Het feit dat God Zelf het huwelijk ingesteld heeft, betekent tegelijk dat het Hém toebehoort, en dat alleen Hij bevoegd is om er over te beslissen: wat Hij over het huwelijk zegt is bepalend, en niet wat de democratische meerderheid via de wetgeving erover te zeggen heeft.
– De basis van het huwelijk
Alhoewel voortplanting in de Bijbel zeker als één van de doelstellingen van het huwelijk naar voren komt, is het huwelijk véél meer dan alleen maar geslachtsgemeenschap. In Genesis 2 spruit het ‘idee’ van de vrouw voort uit de gedachte van gezelschap (Het is niet goed dat de mens alleen zij…) en behalve het ‘één vlees zijn’ zijn ook het ‘verlaten’ en het ‘aanhangen’ volwaardige aspecten van het huwelijk.
In de huwelijkswetten van het Oude Testament wordt het bewaren van de maagdelijkheid voor het huwelijk centraal gesteld: seksuele gemeenschap hoort thuis binnen het huwelijk (Deut. 22:13-30). Opvallend is echter dat, als een man een meisje aangrijpt dat nog maagd is en dat ondertrouwd (aan iemand toegezegd) is, en gemeenschap met haar heeft (vers 23-28), hij dan niet gedwongen wordt om haar tot vrouw te nemen omdat er een huwelijksband ontstaan is, maar dat hij gestenigd wordt omdat hij ‘de vrouw van zijn naaste’ (vers 24) onteerd heeft. Grijpt hij echter een maagd aan die nog niet aan iemand toegezegd is en heeft hij gemeenschap met haar (vers 28-30) dan zal hij een boete moeten betalen omdat hij haar onteerd heeft (vers 29) ‘en zij zal hem tot vrouw zijn’.
Wie zich door de seksuele daad aan een hoer verbindt, wordt wel één lichaam met haar, maar wordt daarom nog niet haar man: hij ‘bezondigt zich aan zijn eigen lichaam’ (1 Kor. 6;15-18). Het huwelijk bestaat uit drie aspecten, die als één pakket tot ons komen: verlaten, aanhangen en tot één vlees zijn.
De huwelijksband komt niet tot stand door de seksuele daad, maar wel door de toezegging, de belofte van trouw. Wie zich aan het hele pakket verbindt, is getrouwd. De basis van het huwelijk is een belofte. Het huwelijk is primair een verbond tussen twee mensen die elkaar beloven om voor elkaar te zorgen, elkaar exclusief trouw te blijven, elkaar tot hulp te zijn en te voldoen aan elkaars emotionele en lichamelijke behoeften.
Dat betekent tegelijk ook voor wie getrouwd is, dat buitenechtelijke geslachtsgemeenschap géén nieuw huwelijk tot stand brengt, en ook niet het eerste huwelijk ontbindt: het is een grond voor ontbinding van de huwelijksband, maar ontbindt deze, op zichzelf genomen, niet. Na overspel kan een bestaand huwelijk doorgaan, het is niet ontbonden. Het wordt slechts ontbonden als, op grond van het gepleegde overspel, de echtscheiding wordt uitgesproken.
Echtscheiding
De Bijbel geeft een aantal principes aan met betrekking tot echtscheiding, die voor het pastoraat van het grootste belang zijn. Elke aangereikte oplossing moet binnen deze bijbelse principes kaderen.
God haat de echtscheiding
“‘Want Ik haat de echtscheiding’, zegt de Here, de God van Israël” (Mal. 2:16). Echtscheiding vloeit altijd voort uit zonde. Echtscheiding is nooit Gods perfecte ideaal. Toch moeten we voorzichtig zijn met onze conclusies, want soms is echtscheiding toegestaan, soms is ze zelfs nodig! God Zelf neemt, omwille van de echtbreuk van Israël, het initiatief om haar een scheidbrief te geven! “Maar Ik zag, toen Ik Afkerigheid, Israël, ter oorzake van haar echtbreuk, verstoten en haar een scheidbrief gegeven had, dat haar zuster, Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en eveneens ontucht pleegde;” (Jer. 3:8).
Echtscheiding is niet altijd zonde
Als de echtscheiding op een door de Bijbel erkende grond plaatsvindt, is ze, op zichzelf genomen, geen zonde. Hoe zou God immers zelf kunnen zondigen als Hij Israël een scheidbrief overhandigt. “Maar indien de ongelovige haar verlaat, laat hij haar verlaten. … Want hoe kunt gij weten, vrouw, dat gij uw man zult redden- Of hoe kunt gij weten, man, dat gij uw vrouw zult redden-” (I Kor. 7:15-16) Dit schijnt zelfs te suggereren dat het verkeerd (zondig) kan zijn om een echtscheiding tegen te houden.
De oorzaak is steeds zonde
Datgene wat aan de basis van de echtscheiding ligt, is echter wel altijd zonde. Deze zonde hoeft niet noodzakelijkerwijze bij beide partners te liggen: de aanleiding voor de scheiding kan voor rekening van één van beide partners komen. Zonder zonde in een relatie, is er echter ook geen echtscheiding. We mogen hier nooit nonchalant over worden, maar we moeten ook niet strenger worden dan God Zelf! De zonde die aan de basis van een echtscheiding ligt, is niet erger dan andere zonden. Ook voor deze zonde is Jezus gestorven: “en het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Joh. 1:7). God vergeeft, en zo moeten wij ook elkaar vergeven.
Echtscheiding is niet door God ingesteld
De echtscheiding is niet door God ingesteld: ze is wel onder bepaalde omstandigheden door Hem toegestaan “met het oog op de hardheid uwer harten” (Matt. 19:8). Hij bepaalt wat wel en niet kan in een echtscheidingszaak. Gods doel met deze zaak is de negatieve gevolgen van de echtscheiding zo veel mogelijk te beperken (Deut. 24:1-4).
Echtscheiding ontbindt een huwelijk
Na de echtscheiding bestaat de huwelijksband tussen de beide partners niet meer, ook niet ‘in Gods ogen’. Echtscheiding is alleen dan geldig in Gods ogen als ze ook op bijbelse grond plaatsgevonden heeft: seksuele immoraliteit of het vertrek van de ongelovige partner. Als gevolg van de echtscheiding is de echtgescheidene niet langer ‘gebonden’ (1 Kor. 7:15), omdat de echtscheiding de huwelijksband verbroken heeft.
Hertrouwen
De Bijbel zegt niet zo heel veel over hertrouwen, maar toch krijgen we voldoende principes aangereikt om in het pastoraat onze richting te bepalen.
Getrouwd zijn is raadzaam
“Wat nu de punten betreft, waarover gij mij geschreven hebt, het is goed voor een mens niet aan een vrouw verbonden te zijn, maar met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man” (1 Kor. 7:1-2). Getrouwd zijn vormt een beveiliging tegen seksuele verleiding. Dit wordt zeer concreet gesteld voor de jonge weduwen (1 Tim. 5:14), en daar ook de gescheidene vrij is om te hertrouwen, kan gesteld worden dat het ook op hem van toepassing is. Wel geldt, net als voor de weduwe, de beperking dat het huwelijk “in de Here” (1 Kor. 7:39) moet zijn: de nieuwe partner behoort een christen te zijn.
Afhankelijk van de reden tot scheiding
Voor wie gescheiden is op bijbelse grond, dit wil zeggen seksuele immoraliteit (Matt. 19:9) of het vertrek van de ongelovige partner (I Kor. 7:15) ligt de weg tot een nieuw huwelijk open. Wie op een andere grond gescheiden is, hoort ongehuwd te blijven, of zich met de ex-partner te verzoenen (1 Kor. 7:10-11).
EINDNOTEN
- Matt. 5:32: “om een andere reden dan ontucht” en Matt. 19:9: “om een andere reden dan hoererij”. In beide verzen wordt het Griekse woord porneia gebruikt. Het onderscheid tussen ‘hoererij’ en ‘ontucht’ komt dus van de vertalers. porneia kan het best in zeer algemene zin vertaald worden als: (elke vorm van) seksuele immoraliteit.
- Voor een meer uitgebreide behandeling van de theologische en exegetische vraagstukken, verwijzen we naar de theologisch gerichte artikelen in dit themanummer.
- Voor een meer uitgebreide bespreking van dit tekstgedeelte, zie elders in dit nummer: VERBRUGGEN, J. Huwelijk, echtscheiding en hertrouwen in I Kor. 7:12-16.
- Voor een meer uitgebreide bespreking van deze tekstgedeeltes, zie elders in dit nummer: Verbruggen, J., Huwelijk, echtscheiding en hertrouwen in I Kor. 7:12-16 en VAN BRUGGEN, J., Om een andere reden dan hoererij.
- Over de specifieke vragen die vanuit pastoraal oogpunt gesteld moeten worden in geval van hertrouwen, leest u verder in dit artikel.
- Voor een vollediger behandeling van het onderwerp ‘Vergeving’ verwijzen we naar de brochure Vergeving, wat en hoe- (uitgave CPC).
- Vergelijk in dit verband 1 Kor. 7:40 en 1 Tim. 5:14.
- Voor een vollediger behandeling van het onderwerp ‘Schuld en schuldgevoelens’ verwijzen we naar de brochure Schuld en schuldgevoelens (uitgave CPC).
- Voor een bespreking van het onderwerp ‘zelfbevrediging’ verwijzen we naar het boek Meer dan liefde, Gods plan voor je huwelijk (uitgave CPC).