In gesprek over zonde

A A A

‘Doe waar jij je goed bij voelt’ is het adagium van onze tijd. Het impliceert dat alles goed is. Regels en grenzen worden gezien als betuttelend, beperkend en intolerant. Een ander adagium van deze tijd is ‘jezelf mogen zijn’. Wat je voelt, is wie je bent. Hoe zou iemand anders daar een grens aan (durven) stellen? In toenemende mate worden grenzen dan ook gezien als een aanval op iemand als persoon. De suggestie dat je een keuze hebt in wat je doet met je gevoelens, stuit op weerstand. Niet je gevoel volgen wordt gezien als jezelf verloochenen, als jezelf afwijzen.

Vanzelfsprekend ontstaat er in deze filosofie een probleem met het begrip zonde. Wie durft in deze tijd nog hardop te zeggen dat iets een zonde is? Zo iemand wordt massaal en publiekelijk veroordeeld als kwetsend, veroordelend en haat zaaiend. Hierdoor krijgen we de neiging om de term zonde te vermijden en er met een grote boog omheen te lopen. We gebruiken ‘vriendelijker’ woorden, zoals ‘het is niet Gods oorspronkelijke bedoeling’ of we negeren het onderwerp in zijn geheel. En we zijn vooral heel begripvol en meelevend wanneer iemand iets doet wat eigenlijk niet goed is, maar daar goede intenties mee heeft.

In deze cultuur groeien kinderen en jongeren op. Zonde is geworden tot een ongemakkelijke term waar zij steeds meer moeite mee hebben of die ze zelfs helemaal niet meer begrijpen. Wanneer we opeens ergens het label ‘zonde’ opplakken als zij in hun tienertijd zijn, zullen zij dat associëren met afwijzing, oordeel en liefdeloosheid. Voor een goed beeld van zichzelf, van anderen, van God en van het leven is een goed beeld van wat zonde is, echter cruciaal. We kunnen dit onderwerp niet uit de weg gaan in het opvoeden van kinderen en jongeren, zowel binnen het gezin als binnen de kerkelijke gemeenschap. In ons vorige artikel hebben we het ‘zondeprobleem’ besproken, in dit artikel gaan we verder in op hoe je met kinderen en jongeren in gesprek kunt gaan over dit onderwerp.

Zonde raakt de kern
Wie zonde weglaat uit het evangelie, komt theologisch in grote problemen. Want het is de zonde die ons bij God vandaan bracht en het is Jezus onze Verlosser die de straf voor onze zonden droeg en ons met God verzoende. God heeft een serieus probleem met zonde. Hoe kon de prijs voor de zonde anders zo hoog zijn dat Jezus hem met zo’n lijdensweg moest betalen? Wie zonde weglaat, zet Jezus als Verlosser overboord.

Wie zonde weglaat, krijgt ook problemen met het begrijpen van de wereld om zich heen. Er is veel ellende, veel lijden en veel verdriet. Er is een tegenpartij van God, die er alles aan doet om Gods schepping te vernietigen en die ons bij God weg wil krijgen: de duivel. Er is een geestelijke strijd gaande. In ons zit het verlangen om zowel het goede als het verkeerde te doen. Paulus noemt dit de strijd tussen de geest en het vlees (Rom. 8:12-13, Gal. 5:13-24). Lieve, verstandige mensen zijn in staat om vreselijke dingen te doen. Zonder zonde begrijp je de wereld niet en kom je in de problemen. Als we zelf als mensen bepalen wat goed is en wat niet, gaan we hopeloos de mist in, met alle schade die daaruit voortvloeit.

Tijdens het opgroeien van kinderen en jongeren zijn er ontzettend veel vanzelfsprekende momenten waarop je de basis van zonde, bekering en verzoening kunt bespreken: met Kerst, Goede Vrijdag en Pasen, rondom het vieren van het avondmaal, bij de doop, bij bekering en bij getuigenissen. Door het lezen van (kinder)Bijbels, door het zingen van liederen (en het uitleggen van de betekenis) en door het bidden met elkaar.

Gewetensvorming
Elk mens heeft een geweten, een innerlijk besef van goed en kwaad. Het geweten werkt als een intern fluitsignaal dat afgaat als je dreigt iets te doen dat niet goed is. Het is bedoeld om je te waarschuwen en je alert te maken, zodat je goede keuzes blijft maken en je afkeert van de verkeerde weg. Je geweten maakt hiervoor gebruik van normen die zijn opgeslagen; die je hebt meegekregen van je ouders, van je omgeving en door ervaringen die je hebt opgedaan.

Een klein kind is nieuwsgierig en weet nog niet welke dingen goed zijn om te doen en welke niet. Van zijn ouders leert hij dat het niet goed is om de hond te slaan of met eten te gooien. Hoe duidelijker de norm en hoe consequenter gehandhaafd, hoe makkelijker een kind zich de norm eigen maakt. Deze norm kan een leven lang mee blijven gaan. Zoals laatst iemand vertelde toen hij een vrouw liet voorgaan in de rij: ‘Ik hoor in mijn hoofd mijn moeder hard haar keel schrapen als dat niet doe.’

Belangrijk is dat het geweten in die jonge jaren de juiste input krijgt, anders ontwikkelt zich een verstoord geweten. Dit kan gebeuren als:

  • goede dingen onterecht als verkeerd worden aangeleerd;
  • verkeerde dingen onterecht als goed worden aangeleerd;
  • een kind helemaal geen kaders en normen mee krijgt.

Een verstoord geweten is moeilijk te herstellen, omdat het geweten zo diep van binnen verankerd ligt. Gelukkig hebben we een God die goed voor ons zorgt! Hij heeft ons Zijn Woord en Zijn Geest gegeven, die ons de weg wijzen. Zij helpen ons om zuiver te weten wat goed is en wat niet. Die basis mogen wij weer doorgeven aan kinderen en jongeren, zodat zij in staat zullen zijn om het goede te doen (in Gods ogen).

Leerlingen
Jezus was een rabbi, een onderwijzer, en zijn volgelingen worden Zijn leerlingen genoemd. Dat is een heel mooi beeld, ook voor ons. Het is niet zo, dat als je God leert kennen en Hem wil volgen, dat je dan opeens alles snapt, alles weet en alles toepast. Nee, er start een reis waarin je God steeds beter leert kennen, waarin je jezelf beter leert kennen en waarin God je meer en meer vormt naar Zijn beeld. In het proces van discipelschap, het proces van heiliging, zuivert God ons geweten en helpt Hij ons om het kwade te overwinnen en het goede te doen. We zijn onderweg met Hem en we zijn aan het leren. Dat betekent dat we fouten maken. De zonde is niet meer de baas over ons, maar hij is ook niet helemaal weg. We worden verleid, we struikelen, we worstelen.

In ons onderwijssysteem leveren leerlingen hun werk in bij de leerkracht, die dit kritisch beoordeelt met een rode pen en duidelijk markeert waar de leerling een fout heeft gemaakt. De ernst van de fout wordt omgezet in strafpunten, die van het totale cijfer worden afgetrokken. Alle aandacht gaat naar de fout, die zwaar wordt aangerekend. Soms betrekken we deze manier van werken en van leren ook op onze wandel met God (en met elkaar). Alsof het doel is dat we foutloos zouden leven en we goed moeten opletten dat niemand ook maar iets verkeerd doet, omdat we anders zwaar geoordeeld zouden worden. Zo ontstaat er een cultuur van angst en van oordeel en een druk om vooral niets verkeerd te doen.

Bij God zien we juist dat hij niet als examinator al ons werk beoordeelt (die dag komt nog), maar dat Hij als een vader ons liefheeft. De aandacht ligt op ons hart: is het op God gericht of op iets anders? God bewerkt in ons een innerlijk veranderingsproces waardoor Zijn regels onze regels worden, niet omdat het moet of uit angst, maar als logisch gevolg van de verandering die van binnenuit plaats vindt. Dan durf je met een fout naar God toe te gaan in plaats van je te verbergen. Dan kun je het bespreken met anderen en zoeken naar oplossingen en herstel.

En dat is wat we onze kinderen kunnen leren als het gaat om zonde. Je wil het niet meer doen, maar het gebeurt soms toch. Dan mag je naar God toe gaan. Hij neemt je schuld weg en Hij helpt je om weer verder te gaan. Je moet je zonden niet verbergen, maar ze juist in de openheid brengen. En wij moeten elkaar scherp houden, door op elkaar te letten en elkaar aan te sporen de goede weg te blijven gaan. Dit kunnen we kinderen van jongs af aan leren door dit te vertellen, door het voor te leven als we zelf iets verkeerd doen, door hoe we reageren op de verkeerde dingen die onze kinderen doen en door hoe we reageren als mensen in onze omgeving verkeerde dingen doen. Als wij elkaar aanspreken om elkaar te helpen en aan te moedigen in plaats van om elkaar een hak te zetten, creëren we met elkaar een cultuur van discipelschap en heiliging.

Motivatie
Naarmate kinderen ouder worden en meer eigen verantwoordelijkheid krijgen, ontstaat er ook meer ruimte om fouten te maken. De fouten hebben ook steeds verdergaande consequenties, die tieners en jongeren zelf niet altijd in de gaten hebben. Dat maakt het wel eens moeilijk voor ouders en andere betrokkenen om het juiste evenwicht te hanteren tussen ruimte geven en beschermen. Ze zijn in deze levensfase hun eigen mening aan het vormen en hebben extra voelsprieten voor oprechtheid. Een gesprek over zonde, over goed en niet-goed, kan erg ongemakkelijk worden of tot boosheid en frustratie leiden. Of het nu gaat om iets wat de jongere zelf betreft, iets wat in zijn vriendengroep voorkomt of iets uit de maatschappij.

Jongeren voelen haarfijn aan wat je motivatie is om met ze in gesprek te gaan. Gaat het je echt om de jongere zelf? Wil je weten wat er in hem omgaat, wil je hem kennen, er voor hem zijn en hem helpen in zijn wandel met God? Als je eerlijk bent, spelen er soms andere motieven een rol, bewust of onbewust. Bijvoorbeeld de behoefte om je gelijk te halen. Of om de ander op zijn nummer te zetten; een duidelijke grens te trekken en helder te stellen wat oké en niet oké is. Misschien zelfs door te straffen en te oordelen. Of je eigen onzekerheid of verlegenheid. Als de jongere nou maar snel doet wat ‘hoort’, dan hoef je je zelf niet meer zo ongemakkelijk te voelen en er niet langer over te piekeren. Of je reputatie als ouder, jeugdleider of anderszins. Wat zullen de mensen van jou vinden als deze jongere ‘onder jouw vleugels’ andere wegen kiest? Zorg dat je eigen hart oprecht en zuiver is, vóór je met jongeren zo’n gesprek aan gaat, want ze prikken waarschijnlijk snel door je motieven heen.

Tact en wijsheid
In onze tijd en cultuur wordt iets benoemen als zonde al snel opgevat als kwetsend of oordelend. Het vraagt rust, tact en wijsheid om de juiste woorden en de juiste toon te kiezen. Dat betekent nog niet dat de ander de boodschap ook goed ontvangt. Je hebt met twee partijen te maken die ieder denken en praten vanuit hun eigen visie, ervaring, beeld, humeur en mindset. Er ontstaat snel ruis op de lijn. Wat je wilt, is de ruis zoveel mogelijk beperken.

Behalve je woorden en je houding, kun je ook het moment, de vorm en de setting zorgvuldig kiezen. Sommige gesprekken lenen zich prima voor een digitale ontmoeting, maar dat geldt niet voor thema’s die zo gevoelig en persoonlijk liggen. Lichaamstaal en -houding geven extra informatie die je nodig hebt om elkaar goed aan te voelen. Voor tieners is een traditionele gesprekssetting in een kamer met een tafeltje en twee stoelen erg ongemakkelijk. Een plek waar anderen mee kunnen luisteren of onverwacht binnen kunnen vallen, is misschien ook niet handig. Het helpt om een plek te kiezen waar het rustig is en waar je ongestoord kunt praten, maar waar je ook even stil kunt zijn om je gedachten te ordenen zonder dat het ongemakkelijk wordt. Soms helpt het als je buiten wandelt, een ritje in de auto maakt samen, of ergens naast elkaar op een bankje met een mooi uitzicht zit.

Een rustig moment helpt ook om tot een goed gesprek te komen. Midden op de dag tussen andere afspraken door zit je anders in een gesprek dan op vrijdagavond hangend op de bank. Kies je het gesprek op een moment dat jij hoog in je emotie zit en de adrenaline door je lijf pompt, dan zal het gesprek anders verlopen dan wanneer je het gesprek voorbereid hebt, goed geslapen hebt en in alle rust en vrede aan het gesprek begint. En sommige punten kun je met tieners bespreken in de groep als een stukje algemene toerusting, waar andere dingen beter passen in een kleinere setting of in een één-op-één gesprek.

In de Bijbel staat dat het Gods Geest is die overtuigt van zonde, van de waarheid en van Gods wil. Zonder Gods Geest kunnen we niets beginnen. Laten we Hem in alles steeds om wijsheid en om leiding vragen.