Het verbondshuwelijk van God
Onze God is een verbondsgod. Hij heeft voor Zich een heilig volk uitgekozen (Deut. 7:6-11; 1 Petr. 2:9). Hij is eeuwig trouw aan het verbond met Zijn bruid.
Zijn trouw is (1) een interne karaktereigenschap, die (2) zich uitdrukt in een wettelijke verbondsluiting (Gen. 15:7-21), (3) waarin hij zich uniek en exclusief aan Zijn geliefde verbindt, (4) waarna Hij al Zijn beloften nakomt en (5) ook de gevolgen van de breuk van dit verbond door de mens zelf gedragen heeft doordat Christus voor onze zonden is gestorven.
Het huwelijk verkondigt God
Het huwelijk is een afdruk van Gods karakter. Het is een wettelijk vastgelegd verbond van trouw (vgl. Mal. 2:13-14). Het huwelijksverbond is de uitdrukking van de verbondsrelatie tussen Christus en de gemeente (vgl. Ef. 5:31-32). Omdat God heilig en onverbrekelijk trouw is, en dit uitdrukt in een reine, unieke en exclusieve relatie, behoort ook een huwelijk rein, trouw, uniek, exclusief en onverbrekelijk te zijn.
Wettelijk huwelijk en bijkomende beloften
De duurzaamheid van de relatie tussen één man en één vrouw kan in onze cultuur enkel uitgedrukt worden door een wettelijk huwelijk. Het burgerlijk huwelijk is nog steeds de onmisbare en geschikte ceremonie (in onze cultuur: stadhuis, beloften, ringen, etc.) voor het instituut van het huwelijk (verlaten, aanhangen en één vlees zijn; Gen. 2:24). Er is immers geen andere ceremonie die even goed vorm geeft aan het idee van de oude gezinseenheid te verlaten en een nieuw maatschappelijk erkend en bindend contract van trouw aan te gaan.
De maatschappelijke betekenis van deze ceremonie wordt in sneltreinvaart uitgehold. Daarom wordt van een christen echtpaar verwacht dat zij bijkomende huwelijksbeloften afleggen in de gemeente van Jezus Christus. Zodoende legt een echtpaar zowel tegenover de maatschappij als tegenover de gemeente verantwoording af van de aangegane verbintenis en wordt de duurzaamheid van een huwelijk door de maatschappij en de gemeente beter beschermd.
Ongehuwd samenwonen is geen verbond
Hoewel het huidig wettelijk huwelijk het verbondshuwelijk gebrekkig uitdrukt, omdat de belofte van trouw eenvoudig kan worden verbroken, houdt het nog steeds een maatschappelijk bindende belofte van trouw in, en is het daarom noodzakelijk en voldoende als huwelijksbevestiging. Het is een feit dat samenwonen de intentie van een onverbreekbaar verbond ‘tot de dood ons scheidt’ tussen man en vrouw vergaand en compleet ondermijnt en dus onvoldoende is om als verbondscontract te gelden. Officiële samenlevingscontracten spreken enkel over rechten maar verwijzen niet naar de plichten die kenmerkend zijn voor een huwelijksverbond.
Christenen die samenwonen tasten het getuigenis van het huwelijk als beeld van Gods wezen aan. Zelfs indien zij samenwonen met een onverbreekbaar verbond als intentie, bewijst hun afwijzing van het huwelijk dat zij het huwelijk niet in ere houden en ondermijnen zij het belang van het huwelijk voor de ogen van allen. Al willen zij een echt paar zijn, zij zijn geen echtpaar. Al beweren zij ‘in Gods ogen getrouwd te zijn’, toch kan de hele wereld getuigen dat zij het niet zijn. Samenwonen kan nooit de uitdrukking zijn van een verbond dat rein, heilig, exclusief, onverbreekbaar, onveranderlijk en standvastig is.
Ongehuwd samenwonen is zonde
Samenwonen ontkent, negeert en verwaarloost het getuigenis van Gods verbondswezen. Gezien het publiek karakter ervan is het een zonde die het getuigenis van Christus ernstig aantast. Een gemeente die samenwonen tolereert beschadigt de verkondiging van Gods karakter, creëert de illusie dat het eervol is om het verbondshuwelijk naast zich neer te leggen, en verleid zodoende nog meer mensen tot zonde. Dit is niet alleen gevaarlijk voor het gemeentelid in kwestie, maar ook voor de gemeente als geheel (vgl. 1 Kor. 5: 1-13)
Seksualiteit brengt geen huwelijk tot stand
Omdat God een exclusieve, reine en onverbreekbare relatie met Zijn bruid nastreeft, hoort seksualiteit uitsluitend thuis in het huwelijk. Wie zich ongehuwd seksueel verbindt, is daardoor niet ‘getrouwd in Gods ogen’. Er is dan geen sprake van samen één vlees zijn (huwelijk), maar van één lichaam zijn (hoererij; vgl. 1 Kor. 6:16)), omdat men zich iets toeeigent dat alleen in het huwelijk thuishoort. (vgl. ook Deut. 22:13-30; Ex. 22:16-17]).
Menselijke motieven tegenover Gods eer
Motieven die mensen hebben om samen te wonen zijn vaak financieel van aard, de mogelijkheid om een relatie uit te proberen, het geen zin zien in een huwelijk, het omzeilen van de onmogelijkheid om te trouwen omwille van juridische redenen of omdat één partner illegaal in het land is, het ontkennen van het belang van de maatschappelijke bescherming van huwelijk en kinderen, etc. Het motief is nooit de eer van God.
Deze motieven bewijzen het egocentrisch en mensgericht bezig zijn met de relatie en verwaarlozen Gods intenties met de relatie tussen man en vrouw. Het is om Christus wil beter te lijden dan omwille van het verwachte eigen aards geluk het beeld van Christus uit te vagen en Gods Woord te negeren. Het is beter financieel schade te lijden of ongetrouwd alleengaand door het leven te gaan, dan samenwonend eeuwige geestelijke schade op te lopen en aan te richten.
Pastorale gevolgen
Gelovigen die gaan samenwonen moeten één en andermaal terechtgewezen worden. Zij die het Woord niet gehoorzaam zijn en daardoor hun eigen leven belangrijker achten dan de eer van God moeten worden afgewezen en uit de gemeente worden verwijderd.
Ongelovigen die met de gemeente kennismaken en tot geloof komen, moeten in de verkondiging van het Evangelie ook de verbondssluiting van God met Zijn volk begrijpen. Indien zij vanaf het begin weigeren te trouwen én niet bereid zijn hun standpunt te toetsen aan Gods Woord, met de mogelijkheid dat ze daardoor eventueel tot andere gedachten komen, moeten zij niet tot de gemeente worden toegelaten.
Ongelovigen die tot geloof komen moeten ook kunnen rekenen op de zorg en bemoediging van de gemeente. Het kan zijn dat zij nu nog niet in staat zijn alle consequenties van een nieuw leven in Christus te verstaan en uit te voeren. Zo lang er bereidheid is om geestelijk te groeien en er ook vruchten zijn, moet de gemeente geduld oefenen. Tijdens deze fase kan er echter geen sprake zijn van lidmaatschap van de gemeente. Ook moet men er zich voor behoeden dat door lange tijd toe te staan dat een dergelijk paar in de gemeente komt, zij de facto in de gemeente als lid functioneren en dus hun geestelijk (zwakke) stempel op de andere gelovigen en het getuigenis zetten.
Wie samenwoont, maar ernstig Gods Woord onderzoekt en op weg is naar geestelijk herstel, moet bemoedigd worden daartoe de gepaste activiteiten van de gemeente bij te wonen. Deze mensen moeten echter niet uitgenodigd worden voor activiteiten die in het bijzonder voorbehouden zijn aan de kinderen Gods die belijdend lid zijn en wiens leven een levende getuigenis is van Christus.
Wie in de gemeente ongezeglijk blijft en kiest voor samenwonen, komt onvermijdelijk in een tuchtprocedure terecht. Het doel van die procedure is een paar te winnen voor het bewaren van het getuigenis van Gods Woord over het huwelijk. Het gaat om de bescherming van Gods eer, en om het beschermen van de gemeente (1 Kor. 5:6).
Geestelijk erfgoed doorgeven
De gemeente moet aandacht besteden aan de huwelijken. Vele jongeren haken af van het geloof of neemt het niet nauw met het huwelijk omdat ze geen inspirerend voorbeeld hebben gekregen in het dagelijks leven van hun ouders. Gemeenten moeten ouders helpen een geestelijk erfgoed aan hun kinderen door te geven, zodat die kiezen voor een huwelijk, niet omwille van een wettisch voorschrift, maar vanuit een hartsverlangen in alles het unieke, exclusieve, reine en onverbreekbaar verbond van God met Zijn volk zichtbaar te maken.
Aanbevolen:
D. Lemmens en J. De Vriese, Meer dan liefde, Gods plan voor je huwelijk, CPC, 20033.
A. Janssen en J. De Vriese, Het Meesterwerk, Een verfrissende kijk op het huwelijk, CPC, 2002.