In de brief van Paulus aan Efeze zegt hij dat de Here Jezus “herders” aan de gemeente heeft gegeven (Ef.4:11). Het is de enige plaats in het NT waar dit woord wordt genoemd als kwaliteit voor gemeenteleden. Alle andere plaatsen geven deze kwalificatie aan de Here Jezus. Voor alle herders in de gemeente is Hij de “Opperherder” (1 Petr.5:4). Wel wordt de taak op diverse malen beschreven. Zo krijgt Petrus de opdracht de “Schapen te weiden” (Joh.21:18). Paulus zegt tegen de oudsten in Efeze dat ze op de “hele kudde” moeten toezien (Hand.20:20). Het is duidelijk dat er in de gemeente herders zijn geroepen. We mogen echter nooit vergeten dat die herders ook schaapjes zijn.
Het hart van de herder
Jezus noemt Zichzelf de “goede Herder” (Joh.10:14). Hij noemt allerlei eigenschappen die zo’n herder heeft. Een goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen. Hij laat ze nooit alleen. Juist in tijden van gevaar is hij op z’n post (Joh.10:11-13). Hijzelf is dan ook in gevaar maar dat moet op de tweede plaats komen. Een herder zal zich, gezien deze opdracht, vaak een deserteur voelen. Deze schuldgevoelens kunnen zwaar wegen. Verder zegt Jezus dat een herder nooit op de vlucht zal slaan. De schapen gaan hem ter harte. Al deze eigenschappen worden geplaatst in de kontekst van rovers en dieven. Deze zijn overal aanwezig. De herder zal dan ook vaak de neiging hebben om te vluchten.
Verdriet in het hart van de herder
De gemeente wordt vergeleken met een lichaam. Als een lid lijdt lijden alle leden (1 Cor.12:26). Heel bijzonder zal de persoon met een hart van een herder deze pijn voelen. In tijdens van verdriet verwacht de “kudde” ook hulp van die herder. Zelf echter kan z’n hart overlopen van verdriet. Toch moet hij juist dan voor de kudde zorgen. Maar gezien het feit dat hij ook een onderdeel is van de gemeente moet hij ook zelf verzorgd worden. De eenzaamheid kan in zulke momenten groot zijn.
Het grootste gevaar voor de herder
De noden in de gemeente zijn in veel opzichten dezelfde als in de maatschappij. Omdat we één zijn wordt het vaak intensiever ervaren. Tevens zijn er allerlei meningen die meespreken over oorzaken en oplossingen. Dat maakt een gemeente boeiend maar ook moeilijk. De gemeente krijgt te maken met sterven van ouderen maar ook jongeren. Ernstige ziekten die zich aanmelden veroorzaken schokgolven in de gemeenschap. Vaak wordt er veel verwacht van gebed. De herder treurt dan vaak omdat hij ziet dat zo weinig echt betrokken zijn. Vaak komt er daardoor dubbel verdriet. Heel moeilijk is het om teleurstellingen en vragen naar God die daaruit voortkomen te verwerken. Ook het lijden in de gezinnen en rondom de problematiek van echtscheidingen is in de gemeente aanwezig. Dat lijden gaat heel diep en wordt vaak versterkt door hardvochtige oordelen. Vele gemeenteleden staan gereed om de “overspelige” te stenigen. Zulke goedkope oordelen snijden de herder door de ziel. Een herder lijdt onder al die betweters die de pijnen niet lijken te voelen. Het evenwicht zoeken tussen waarheid en liefde is een balansoefening die veel energie kost. Als men dan van het koord afvalt zijn er velen die de analijse klaar hebben. Een herder krijgt dan ook vaak kritiek op deze vlakken. De “Opperherder” is bewogen. Een herder spreekt niet over mensen maar met mensen. Hij kijkt ze in de ogen en ziet de zonde en de wonden. In dit afwegingsproces wordt de herder vaak bekritiseerd.
De herder is kwetsbaar
Een herder is allereerst onvolmaakt en een mens met een geschiedenis. Door de jaren heen zijn er wonden in het hart gekomen. Het zijn littekens die weliswaar min of meer geheeld zijn maar altijd gevoelig blijven. Zeker indien er zich opnieuw dezelfde problemen aandienen. Doordat de herder liefde geeft, stelt hij zich altijd kwetsbaar op. Hij is dan ook voortdurend in de gevarenzone. Veelal heeft de herder zijn kwaliteiten gekregen door een stuk lijden dat hij zelf heeft verwerkt. Er is in die periode veel levenswijsheid opgedaan. Zo lezen we over Paulus lijden en de troost die hij ervaart om daarmee anderen weer te troosten (2 Cor.1:3-6). De herder is zelf in vele opzichten zwak waaruit hij zijn bewogenheid ontvangt en mee kan voelen met de zwakheden van anderen. Het maakt hem extra kwetsbaar. Vluchten is er niet bij omdat de verantwoordelijkheid zwaar weegt.
De enige mogelijkheid om het vol te houden
Nadat Petrus de Here Jezus had verloochend roept Jezus hem als herder in Zijn koninkrijk (Joh.21:15-23). Het is bijzonder hoe Jezus Petrus herstelt na zijn zonde. Hij vermaand hem niet één keer. Petrus draagt het oordeel immers reeds in zijn hart. Jezus stelt hem met veel liefde drie keer een schijnbaar dezelfde vraag. Drie keer gaat het om het liefhebben van Jezus. Deze drie keren verwijst naar de drie keren dat Petrus Hem verloochende. De eerste twee keren vraagt Jezus of Petrus Hem “waarlijk” liefheeft. Hij roept Petrus bij zijn oude naam. Petrus betekent “Rots”. Jezus spreekt hem dan ook aan met de naam: Simon zoon van Johannes. Een naam die de zwakte en de geschiedenis met zich meedraagt. Jezus ontmoet ons op het punt waar we op dat moment zijn. Door de tijd en strijd heen maakt Hij van Petrus een “rots”. Wij moeten zoals Jezus hier leert onze “profetische naam” in gedachten houden. We zijn beminden en behoren bij een koninklijk geslacht. Dat zijn we in Christus. Zo moeten we leren leven. We zijn betrokken bij iets wat veel hoger en groter is dan wij kunnen overzien. Daarom moeten we in geloof onze positie aanvaarden. Alleen door lief te hebben kunnen we het volhouden. Actief liefhebben is de opdracht. Door lief te hebben genezen de wonden in het hart van de herder zelf. Door lief te hebben zoekt de herder zichzelf niet. Door lief te hebben komt de herder klaar met zijn eigen zwakke leven en ziet de prijs die voor hem is betaald. Er is geen groter gevaar dan dat de herder zichzelf zoekt. Alleen liefhebben kan ons van deze ellende afhelpen. De derde keer vraagt Jezus niet meer of Petrus Hem “waarlijk” liefheeft maar vraagt hij of Petrus van hem houdt. Petrus is dan zijn eigengereidheid verloren en nederig zegt hij: Gij weet het” (Joh.21:17). Onzekerheid in jezelf is niet zo’n probleem. Een herder moet zeker zijn over de liefde van God in zijn leven en in dat van anderen. De enige zalf of medicijn tegen de overmacht van nood en kritiek is liefde. Johannes zegt:
“En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft” (1 Joh.4:16).
Een herder onderkent Gods liefde voor hemzelf. In alle mogelijke gebeurtenissen en momenten ontdekt hij de actieve liefde van God voor hem. Dat geeft enorme energie om anderen lief te hebben. Iemand die door Gods liefde is bevredigd is klaar gekomen met zichzelf. Dat alleen kan ons vruchtbaar maken en vruchtbaar houden. Elke morgen is God barmhartigheid groot en nieuw (Klaagl. 3:22).. Een herder moet daar naar zoeken en die onderkennen. Indien we uit zijn op eer of onze eigen waarden zullen we vastlopen. Dan kan er bitterheid optreden. De teleurstelling kan toeslaan. Dat eist alle energie op. Uitgeblust zal men vluchten voor de verantwoordelijkheid. De schapen worden dan beschouwt als “vijanden”. Liefhebben draait alles om. Liefde wordt niet verbittert. Liefde is volmaakt. Jezus is liefde. Hij heeft voldoende om de hele wereld te redden. Onderkent het en je wordt aangesloten op deze bron.