“Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.” (Fil. 2:12-13)
In de pastorale bediening is de hulpverlener afhankelijk van de wil van de confident: hij kan de wil aanspreken of uitdagen, maar als confident echt “niet wil”, zal er ook geen verandering plaatsvinden. In de praktijk van iedere dag zijn er talloze factoren die de wil van de confident kunnen hinderen of zelfs blokkeren. De hulpverlener kan de wil van de confident niet dwingen, maar een goede hulpverlener is in staat om de wil aan te spreken zodat deze zich in zal zetten om verandering tot stand te brengen.
God heeft er bij de schepping voor gekozen om de mens een vrije wil te geven. Dat betekent, per definitie, dat Hij er ook voor kiest om de wil van de mens niet te dwingen. Er komt een dag dat “elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn” zich zal buigen voor Jezus en dat “elke tong” zal “belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.” (Fil. 2:10-11). Er komt een dag dat de genadetijd voorbij is en dat God elk schepsel zal dwingen om Hem als Heer te aanvaarden. Tot die dag respecteert Hij echter onze vrije wil en staat het ons vrij om er voor te kiezen om Hem wel of niet te volgen, om onze eigen wil te doen of die wil te buigen voor Hem. God kiest er voor om onze wil niet te dwingen, maar aan te spreken en bij te sturen. Als hulpverleners kunnen we veel leren van de manier hoe God zelf omgaat met onze wil.
Ons eigen inzicht strookt vaak niet met Gods wil
“In die dagen, toen Mozes groot geworden was en naar zijn broeders vertrok en hun dwangarbeid aanzag, gebeurde het dat hij een Egyptische man zag, die een Hebreeuwse man sloeg, een van zijn broeders. Hij keek om zich heen, en toen hij zag dat er niemand was, sloeg hij de Egyptenaar dood en verborg hij hem in het zand.” (Ex. 2:11-12)
Mozes had het hart op de juiste plaats: zijn bedoelingen waren goed, zijn verlangen was om God en Zijn volk te dienen. Hij was door Gods eigen toedoen op wonderbaarlijke wijze ontsnapt aan de moordzucht van de farao. Aan het Egyptische hof ontving hij de best mogelijke leiderschapstraining terwijl hij tegelijkertijd het geestelijk erfgoed ontving van zijn eigen ouders. Het is duidelijk dat God zelf hem al vanaf het begin voorbereidde voor de taak die hij later moest vervullen.
Ondanks zijn status als Egyptische prins voelde hij een diepe verbondenheid met zijn eigen volk. Toen hij geconfronteerd werd met de wrede onrechtvaardigheid waaronder zijn volksgenoten leefden, raakte dit hem diep. Het maakte hem boos. Hij wilde niet dat dit onrecht zou blijven voortgaan, nam het heft in eigen handen en vermoordde de “schuldige” Egyptenaar.
De manier waarop Mozes vorm gaf aan het dienen van God, strookte echter helemaal niet met hoe God wilde dat hij dat deed. We kennen het vervolg: Mozes vluchtte weg en God gebruikte de volgende 40 jaar om hem verder voor te bereiden op de taak die Hij voor hem had. Voor het volk betekende dit dat ze nog 40 jaar langer in de slavernij moesten functioneren. Als hulpverlener is het belangrijk om niet ons eigen inzicht te gebruiken als basis voor onze adviezen, maar om God te zoeken en, samen met de confident, tot een overtuiging van Zijn wil te komen.
Investeren voordat je kan zien
“Daarom zei God tegen Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met geweld; en zie, Ik ga hen met de aarde te gronde richten. Maak voor uzelf een ark van goferhout. In vakken ingedeeld moet u deze ark maken en hem van binnen en van buiten met pek bestrijken. Zo moet u hem maken: driehonderd el moet de lengte van de ark zijn, vijftig el zijn breedte en dertig el zijn hoogte … En Noach deed het; overeenkomstig alles wat God hem geboden had, zo deed hij.” (Gen. 6:13-22)
Het had nog nooit geregend. En dan openbaart God Zijn wil: “Maak voor uzelf een ark van goferhout.” Gods wil zette het leven van Noach totaal op zijn kop… Het betrof een gigantisch project: een ark van zo’n 150 m lang, 25 m breed en 15 m hoog. De afmetingen van een standaard voetbalveld zijn ongeveer 100 m bij 65 m. Noach moest alle prioriteiten in zijn leven omgooien en alles in functie stellen van dit ene doel. Hij begaf zich hierbij op totaal onbekend terrein: scheepvaart bestond nog niet… God vroeg hem om, als het ware, “het wiel uit te vinden”. En daarbij moest dit project, dat 70 jaar in beslag nam, gefinancierd worden: naar de mens gesproken, een totale onmogelijkheid. Morele steun van mensen hoefde Noach niet te verwachten: ieder bleef zijn eigen gang gaan, sloot God uit zijn leven en vond Noach maar een rare snuiter.
En toch reageerde Noach op de roepstem van God. Hij kon zich geen voorstelling maken van wat zou komen maar voegde zich naar wat hij geloofde dat God van hem vroeg en investeerde zijn hele leven, met alles wat hij had, in het volbrengen van Gods wil. “Door het geloof heeft Noach, toen hij een aanwijzing van God ontvangen had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag voor God de ark gebouwd, tot redding van zijn gezin. Daardoor heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig het geloof is.” (Heb. 11:7) Soms verwacht God precies hetzelfde van de confident.
God dwingt niet, maar zet wel onder druk…
“Het woord van de HEERE kwam tot Jona, de zoon van Amitthai: Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar, want hun kwaad is opgestegen voor Mijn aangezicht. Maar Jona stond op om naar Tarsis te vluchten, weg van het aangezicht van de HEERE … En de HEERE beschikte een grote vis om Jona op te slokken. Jona was drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis. Toen bad Jona tot de HEERE, zijn God, vanuit het binnenste van de vis … Toen sprak de HEERE tot de vis, en hij spuwde Jona uit op het droge. Het woord van de HEERE kwam voor de tweede keer tot Jona: Sta op, ga naar de grote stad Ninevé” (Jona 1:1-3:2)
God riep Jona, maar Jona wilde niet. Hij was het met God oneens en had geen zin om de wil van God te gehoorzamen. Hij probeerde zijn eigen weg te gaan en zijn eigen toekomst uit te bouwen. We kennen allemaal de rest van het verhaal: God spreekt de wil van Jona aan, door middel van een grote vis… Wanneer Jona, uit de diepte van de ellende, uiteindelijk zijn hart toch weer tot God richt, bevrijdt God hem uit zijn benarde situatie maar herhaalt Hij ook de opdracht: “Sta op, ga naar de grote stad Ninevé.” Jona gehoorzaamt God en predikte in Ninevé met als resultaat dat heel de stad tot bekering komt. Dit maakt Jona echter niet blij: “Dit was volstrekt kwalijk in de ogen van Jona en hij ontstak in woede.”
Ook vandaag is het zo dat confidenten onder druk gezet worden om hun wil te buigen maar daarom lang niet altijd blij zijn met het resultaat. Het mooie is echter dat God, ondanks en te midden van al het tegenstribbelen steeds genadig blijft doorwerken om de confident op te bouwen en te laten groeien in heiliging. Hij laat Jona niet vallen maar “beschikte” een wonderboom, een worm en een verzengende oostenwind opdat Jona Hem beter zou leren kennen.
God gebruikt ons eigen initiatief
“En de Engel van de HEERE verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. Hij keek toe, en zie, de doornstruik brandde in het vuur, maar de doornstruik werd niet verteerd. Mozes zei: Laat ik nu naar dat indrukwekkende verschijnsel gaan kijken, waarom de doornstruik niet verbrandt. Toen de HEERE zag dat hij ging kijken, riep God tot hem uit het midden van de doornstruik en zei: Mozes, Mozes! Hij zei: Zie, hier ben ik!” (Ex. 3:2-4)
Mozes wist dat hij niet in staat was om het volk uit te leiden: hij had het eerder geprobeerd en het resultaat was dat hij nu het vee van zijn schoonvader Jethro hoedde aan de voet van de berg Horeb, de berg van God. Mozes is echter niet uitgeblust. Ongetwijfeld had hij bij eerdere brandjes in de woestijn gezien hoe snel een droge doornstruik door het vuur verteerd kon worden. Hij was onder de indruk van het feit dat dit nu niet gebeurde en ging op onderzoek uit. Het is op dat moment dat God hem roept en dat hij antwoordt met: “Zie, hier ben ik!”
Ook in de hulpverlening zijn de interesse en het initiatief van de confident waardevolle hulpmiddelen om de wil aan te spreken en hem tot positieve actie te stimuleren.
Kwestie van prioriteiten
“Maar wat voor mij winst was, dat heb ik om Christus’ wil als schade beschouwd. Ja, beslist, ik beschouw ook alles als schade vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere, om Wie ik dat alles als schade ervaren heb. En ik beschouw het als vuiligheid, opdat ik Christus mag winnen, en in Hem gevonden word, niet met mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof in Christus is, namelijk de rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof;” (Fil. 3:7-9)
Wie God wil volgen, moet bereid zijn om zijn prioriteiten om te gooien: “Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden.” (Lk. 9:24) Paulus had goed begrepen wat dit betekent. Hij heeft leren inzien dat de dingen die hij vroeger belangrijk en productief vond geen winst opleveren, maar eerder schade. Hij heeft geleerd om deze dingen als “vuiligheid” te beschouwen. Het enige wat hij verder nog wil, is te groeien in “rechtvaardigheid uit God door middel van het geloof”.
Om geestelijke groei in de begeleiding tot stand te brengen, is het nodig dat de confident leert om het zelfde te willen: “afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt.” (Heb. 12:1). Hij moet de wil leren ontwikkelen om zijn prioriteiten te richten op wat God van hem wil.