Geestelijke gaven: opbouwend gereedschap!

A A A

Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige genade van God. Als iemand spreekt, dan als iemand die de woorden van God spreekt, als iemand dient, dan als iemand die dient uit kracht die God schenkt, zodat God in alles verheerlijkt wordt door Jezus Christus. Hem komt de heerlijkheid en de kracht toe, tot in alle eeuwigheid. Amen
1 Petrus 4:10-11

Geestelijke gaven vormen een uitdagend hoofdstuk binnen de kerk van Christus. Sinds de vorige eeuw, met de opkomst van de Pinksterbeweging en later de charismatische beweging, staan ze weer volop op de agenda. Christenen houden er wat de gaven betreft uiteenlopende visies op na. Nogal eens sterft de dialoog in schoonheid, omdat er spraakverwarring ontstaat over allerlei aanpalende zaken. Waar de één zweert bij de gaven en ze bovenaan zet op het toerustingsprogram van de kerk, laat de ander ze liever in stilheid achterwege. Wat moeten we ermee? Wat is een gezonde Bijbelse kijk op de gaven en hoe rusten we de gemeente hierin toe?

In dit artikel, de laatste van een drieluik over de Heilige Geest, zou ik allerlei aanvliegroutes kunnen nemen. Ik kies ervoor om bovenstaande oproep uit de Bijbel, gegeven aan de gemeente in de verstrooiing, onder de loep te nemen.

Genadegaven
Waar hebben we het nu eigenlijk over? Wat bedoelen we met geestelijke gaven? Een definitie is nooit volledig, maar je zou kunnen zeggen dat een geestelijke gave een bekwaamheid is, die je van de Heilige Geest ontvangt, om de gemeente van Christus op te bouwen.

Petrus omschrijft het als ‘genadegaven’, ofwel ‘charismata’, die we ontvangen hebben. Daarmee benadrukt hij dat het om bekwaamheden gaat die op basis van genade worden uitgedeeld. Je hebt de gave (bijv. gastvrijheid, bemoediging, onderwijs, evangelisatie, onderscheiding van geesten, bestuurlijke gaven) niet gekregen omdat je zo goed gepresteerd hebt, nee, je hebt het uit genade ontvangen, volgens Gods soevereine keuzes (1 Kor.12:11).
Elders in het Nieuwe Testament vind je omschrijvingen als ‘geestelijke gaven’, ‘bedieningen’, ‘werkingen’ en ‘openbaringen’. Allemaal begrippen die iets weergeven van de aard van de gaven.

Geestelijke gaven zijn te onderscheiden van natuurlijke bekwaamheden (soms ‘talenten’ genoemd). Natuurlijke bekwaamheden worden door christenen en niet-christenen vanaf de geboorte ontwikkeld en vragen niet noodzakelijk geestelijke wijsheid. Een geestelijke gave wordt alleen ontwikkeld door een gelovige, en dat het liefst vergezeld van gebed, godvrezend karakter, gezonde leiding en een duidelijk doel. We moeten echter waken om een te groot onderscheid te maken tussen wat God ons in de schepping geeft (natuurlijke bekwaamheden) en wat Hij in de herschepping geeft (geestelijke gaven). Beide zaken zijn van God afkomstig, en vullen elkaar soms ook aan. Een begaafd docent is niet automatisch een leraar in de gemeente, maar heeft hij geleerd om met zijn gaven en talenten God en de ander te willen dienen, kunnen talent en gave elkaar wel aanvullen.

Geestelijke gaven zijn vaak geen kant-en-klare producten. Het zijn eerder potentiële bekwaamheden die ontwikkeld moeten worden door inzet, onder gebed en feedback van andere gelovigen. Paulus roept Timotheüs op de genadegaven niet te veronachtzamen (1 Tim.4:14) maar om ze aan te wakkeren en verder te ontwikkelen (2 Tim.1:7).

Ieder
Het tweede dat opvalt is dat Petrus heel duidelijk zegt: ‘Laat ieder’. De apostel Paulus onderstreept dat als hij spreekt over geestelijke gaven in het lichaam van Christus: ‘Aan ieder van ons is de genade gegeven’ (Ef.4:7). Als je opnieuw geboren bent, heeft God je één of meerdere gaven toevertrouwd. Of je nu oud of jong bent, opleiding genoten hebt of niet, rijk of arm, gezond of misschien wel gehandicapt, ieder heeft wat bij te dragen in de gemeente van Christus. Dat is voor veel mensen een shift in het denken. Vaak wordt gedacht dat alleen de leiders gaven hebben ontvangen. Sinds de Reformatie is er gelukkig weer zicht gekomen op het priesterschap van alle gelovigen, maar in de praktijk zien we toch vaak dat in veel gemeenten het gros van het werk gedaan wordt door een klein gedeelte. Dat is niet hoe God in de Nieuwtestamentische gemeente bedoeld heeft. We hebben als christenen allemaal de Heilige Geest ontvangen en Hij heeft ons begiftigd met één of meerdere gaven die we kunnen inzetten. Daarom is het van belang om in de gemeente onderwijs over de gaven te geven, zodat de gelovigen hun gaven leren ontwikkelen in de gemeente. Dat laatste is namelijk fundamenteel voor de groei van de gemeente: het groeiproces is verbonden met ‘de mate waarin ieder deel werkzaam is’ (Ef.4:16). Gods groeimodel voor de gemeente is een ingenieus concept, waarin elke gelovige een unieke plaats inneemt en zijn gave kan inzetten. Gebeurt dat niet, dan doen we zowel het individu als het collectief tekort!

De anderen dienen
Voor wie zet je je gaven in? Geestelijke gaven zijn bedoeld voor ‘de anderen’. In de context van het Nieuwe Testament zijn dat primair de medegelovigen in de gemeente. Dat gaven bedoeld zijn voor ‘de anderen’ is een eenvoudige, maar revolutionaire gedachte. Waarom? We zijn, in onze individualistische tijd, sterk geneigd om te denken dat de gaven er vooral voor onszelf zijn. Niet zelden beschouwen we ze als bevestiging van onze identiteit of gebruiken we ze om onze geestelijkheid aan af te meten. De Bijbel is echter klip en klaar over het feit dat gaven geen toys zijn om mee te ‘spelen’ of te ‘showen’, maar ‘tools’ zijn om mee te bouwen (1 Thess.5:11). Zoals een hamer of een zaag, een stofzuiger of een strijkbout, niet bestaat om de aandacht op zichzelf te vestigen, maar om ingezet te worden en iets te vervaardigen, zo bestaan geestelijke gaven niet om onze zelfwaarde op te vijzelen, maar om in de gemeente anderen te dienen, en dat tot opbouw. Het werkwoord ‘dienen’ is hier veelzeggend. Dat bevat het brede Bijbelse gegeven van ‘onder de ander gaan’, ‘de ander hoger achten’ en ‘de ander verder helpen terwijl je jezelf wegcijfert’. Het voorbeeld bij uitstek is hierin de Heere Jezus, die in heel Zijn bediening en leven, leefde om te dienen (Mark.10:45).

In de gemeente van Korinthe ging het op dit punt mis. Geestelijke gaven hadden een verkeerde plek ingenomen. Hoewel Paulus God prijst dat het de Korintiërs aan geen genadegave ontbreekt (1 Kor.1:7), moet hij hen terechtwijzen over het doel waarmee ze hun gaven inzetten. De focus was helemaal komen te liggen op iemands begaafdheid en niet op het karakter. Op gave en niet op vrucht. Op kunde en niet op liefde. Op ik en niet op wij. En dat had geleid tot een competitiegeest en verdeeldheid (1 Kor.1:11-13 en 1 Kor.3:4-5). Paulus prikt de zeepbel door en moet vaststellen dat ze nog jonge kinderen in Christus zijn (1 Kor.3:1), slechts met melk gevoed kunnen worden (3:2) en vleselijk zijn (3:3). Het beroemde hoofdstuk 13 uit de eerste Korinthebrief is dan ook geen bloemlezing over de liefde, maar een nuttige correctie op het denken van de Korintiërs: gaven uitoefenen zonder liefde is als het snerpende geluid van een schallende cimbaal – waardeloos. In hoofdstuk 12 ontmantelt Paulus hun individualisme door te wijzen op het collectief van het lichaam. Gaven zijn er niet voor jezelf, maar tot wat nuttig is voor de ander (12:7). Ze zijn immers ‘samen het lichaam van Christus’ (12:27). Hoofdstuk 13 beschrijft vervolgens de ware aard van liefde, namelijk dat die opofferend en dienend van aard is. Uiteindelijk moet het uit in hoofdstuk 14 waarin hij de gemeente oproept het doel van de gaven helder voor ogen te houden: de opbouw van de gemeente, de groei van het lichaam van Christus.

Veelsoortig
Opvallend is dat in bovengenoemde tekst gesproken wordt over ‘veelsoortige genade’. Het pallet aan gaven is veelkleurig, rijk aan diversiteit. Welke gaven noemt de Bijbel? De apostel Petrus beperkt zich in deze tekst tot twee categorieën: spreken en dienen. Elders in het Nieuwe Testament vinden we verschillende lijsten van gaven. Het bekendste hoofdstuk is wellicht 1 Korinthe 12 waar met name de wonderbaarlijke gaven behandeld worden. In Romeinen 12 worden ook verschillende gaven opgesomd. Dat geldt ook voor Efeze 4:11-13, waar de apostel ‘toerustingsgaven’ bespreekt. Veel theologen voegen ook de tekst over huwelijk en onthouding van het huwelijk toe aan de lijst van geestelijke gaven (1 Kor.7:8-9). Neem je het samen dan kom je tot meer dan twintig gaven. Sommigen worden één keer genoemd, anderen komen in meerdere lijsten voor. Geen enkele lijst is dus ‘compleet’ en het geheel van genoemde gaven is daarom waarschijnlijk ook niet uitputtend. Soms lijkt de Schrift een volgorde van belangrijkheid aan te geven (1 Kor.12:28-31), maar over het algemeen worden de gaven op willekeurige wijze opgesomd. Soms worden door theologen categorieën aangebracht, bijvoorbeeld gaven van kennis, gaven van kracht en gaven van spreken. Hoe je het precies ook sorteert, het is in ieder geval overduidelijk dat er een indrukwekkend scala aan gaven gegeven is aan de kerk van Christus.
Praktisch betekent dit dat we als gelovigen worden uitgedaagd elkaar te waarderen, nodig te hebben en samen te werken in de opbouw van het lichaam van Christus. De verscheidenheid aan gaven moet niet leiden tot onderlinge vergelijking of verdeeldheid, maar mogen we leren zien als een cadeau aan de gemeente, waardoor iedereen iets kan inbrengen en God de eer krijgt voor het samengestelde lichaam (1 Kor.12:18, 24).

Voor nu?
De discussie rondom de gaven betrekt zich meestal op de vraag of de gaven alleen voor het begin van het gemeentetijdperk waren of dat ze ook nu nog beschikbaar zijn. Binnen de kerk wordt daar verschillend over gedacht: er zijn groepen die geloven in een sterk gekaderd apostolisch tijdperk. Zij zien de gaven met name bedoeld voor de begintijd van de kerk, gekoppeld aan de twaalf apostelen. Zij geloven dat met de voltooiing van de canon geestelijke gaven, en dan met name de bovennatuurlijke gaven van talen, profetie en genezing, niet meer nodig zijn. Anderen, aan de andere kant van het spectrum, geloven dat de gaven zoals die functioneerden ten tijde van het boek Handelingen vandaag de dag op exact dezelfde manier en intensiteit nog altijd behoren te functioneren. In deze groeperingen wordt er vaak opgeroepen tot het je uitstrekken naar de werking van bovennatuurlijke gaven. In sommige gevallen worden genezing en bevrijding gepredikt als onderdeel van het Evangelie, en soms zelfs gekoppeld aan de mate waarin iemand geloof heeft1. Een grote middengroep ziet de voortduur van de gaven, omdat deze vandaag nog altijd nodig zijn voor de opbouw van de gemeente en de bevestiging van het Evangelie, maar maakt ook een voorbehoud op enkele bovennatuurlijke gaven. Zij geloven dat God deze niet direct behoren tot het normale christelijke leven, maar dat God vrij is deze te geven wanneer en waar Hij wil.
Daarom voel ik me thuis bij de visie dat geestelijke gaven nog altijd behoren tot het instrumentarium dat Christus aan Zijn gemeente ter beschikking stelt. De gemeente is een geestelijk bouwwerk en voor de opbouw zijn geestelijke gereedschappen nodig. De gaven zijn kernmerken van het Nieuwe Verbond, en dat is na het tijdperk van de apostelen niet opgehouden. Mijns inziens zullen de gaven er blijven, totdat het volmaakte – de wederkomst van Christus – aanbreekt (1 Kor.13:8-13). Ook de kerkgeschiedenis getuigt op veel momenten van de werking van geestelijke (soms ook bovennatuurlijke) gaven. Kortom: Gods Geest is vrij, soeverein, om te werken wat Hij wil en wanneer Hij wil. Dat betekent dat we de werking van Gods Geest nooit kunnen forceren, als ook dat we die nooit kunnen uitsluiten.
D.A. Carson, een Canadees theoloog, omschreef het als volgt: ‘’De komst van de Geest wordt niet alleen in verband gebracht met de dageraad van een nieuw tijdperk, maar ook met zijn voortbestaan, niet alleen met Pinksteren, maar met de hele periode van Pinksteren tot aan de terugkeer van Jezus, de Messias’’.

Rentmeesters
We keren terug naar de oproep van de apostel Petrus. De kern van zijn boodschap is dat al de gelovigen aan wie hij schrijft, de gave(n) die ze ontvangen hebben, zullen inzetten om de anderen te dienen. Daaraan voegt hij toe dat ze dat moeten doen als ‘goede beheerders’ van de veelsoortige genade. In zijn denken is de gelovige een rentmeester, een beheerder van één of meerdere gaven en zijn oproep is om die verantwoordelijkheid serieus te nemen. Zoals in de gelijkenissen de heer zijn slaven ter verantwoording roept om van hen te horen wat ze met de ‘gaven’ gedaan hebben, zo zal de Heere Jezus ooit ons vragen rekenschap te geven van de inzet van onze gaven. Deze waarheid maant ons tot ernst. De gaven zijn niet bedoeld als speeltjes voor de speeltuin, maar als gereedschappen om mee te bouwen aan het huis van God. Dat maakt het tegelijkertijd ook tot een verheven werkelijkheid. Wat is er grootser dan betrokken te worden bij de totstandkoming van Gods gemeente? Jezus sprak: ‘Ik zal Mijn gemeente bouwen’ (Matth.16:16). De gelovigen wordt het gegund om daarin een betekenisvolle rol te spelen. Misschien in de vorm van onderwijs, of juist in bemoediging of ontferming, misschien in dienstbaarheid, of juist in gastvrijheid. Mogelijk geeft God jou een gave van evangelisatie, of juist een gave van bestuur. Deze zichtbare en soms meer onzichtbare gaven kunnen allemaal dienen als nuttige gereedschappen zijn in de gemeente van Jezus Christus.

Hoe herken je je gaven? Enkele adviezen:

  • Bestudeer in de Bijbel de gaven van de Heilige Geest
  • Ga na hoe God jou in het verleden al heeft gebruikt
  • Vraag advies aan je leiders in de gemeente
  • Bid om inzichten en gelegenheid om je gaven te ontdekken (1 Kor.12:31, 14:13)
  • Wees algemeen beschikbaar en dienstbaar in de gemeente; de meeste gaven komen op een natuurlijke manier openbaar
  • Sta open voor de leiding van de Heilige Geest in elke situatie.

Hoe kun je je gaven verder ontwikkelen?

  • Begin op kleine schaal (individueel) om vervolgens in groter verband actief te zijn
  • Zie het niet als falen als iets niet direct soepel loopt; veel gaven moeten ontwikkeld worden
  • Begraaf je gave niet als je merkt dat anderen verder ontwikkeld zijn of meer verantwoordelijkheid ontvangen; wees trouw in wat God jou te doen geeft
  • Observeer en leer van anderen
  • Vraag om feedback van mentors en leiders

’Als we minder tijd zouden besteden aan het zoeken naar onze gaven en meer tijd zouden besteden aan bidden, geven helpen, onderwijzen, dienen, bemoedigen, dan groeit de kans dat je op een dag ontdekt hebt wat je gaven zijn, zonder dat je nou precies weet wat er gebeurd is. De kans is groter dat God ons Zijn gaven geeft, wanneer we Zijn kinderen proberen te helpen dan wanneer we een of andere gaventest doen’’ (Sam Storms).

Doel van de gaven
Waarvoor dit ingenieuze concept van de gaven in het lichaam? De gaven hebben een bedoeling naar buiten: namelijk om het Evangelie te verspreiden naar ongelovigen (Hand. 9:42-43) en de evangelieboodschap te bevestigen (Hand. 2:22, Hebr.2:3-4). De gaven hebben ook een focus naar binnen: de opbouw van de gemeente (1 Kor.13:3-5). Maar de meest diepgaande focus is gericht op boven: de glorie van God. Op dat laatste doelt Petrus in 1 Petrus 4:11. Het lijkt alsof hij na het eerste deel van zijn oproep diep adem haalt, om dan te komen tot de omschrijving van het grote doel van de gaven: ‘’zodat God in alles verheerlijkt wordt door Jezus Christus. Hem komt de heerlijkheid en de kracht toe, tot in alle eeuwigheid. Amen’’

Het glorieuze moment komt dichterbij dat de gemeente tot haar voltooiing komt. Door de eeuwen heen is ze over hoogten en door dalen gegaan, maar Christus heeft de gemeente bewaard. Wij mogen in onze tijd trouw zijn en de Christus en Zijn gemeente dienen door liefdevol en dienstbaar onze gaven in te zetten.
‘’Daarom wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere’’ – 1 Kor.15:58.

Eindnoot

  1. Meer hierover schreef ik, samen met Jacques Brunt, in het eerste van de drie artikelen (‘Beproef de geesten’)