De discipelen hadden er totaal geen rekening meer mee gehouden, maar Jezus had het wel voorzegd: “Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal ik hem doen herrijzen” (Joh. 2:17; Marc. 14:58; zie ook Matt. 12:39). Werkelijk waar?
Vroeger verwierpen mensen het geloof omdat ze het er niet eens mee waren. Ze bedachten hun eigen waarheid. Tegenwoordig denken mensen dat niemand de waarheid kan kennen. Uiteindelijk, zo redeneert men, doet het er niet toe wat je gelooft. Het maakt geen verschil of je aanneemt dat Jezus dood is of levend.
De Bijbel is duidelijk: Jezus was dood: gefolterd, gekruisigd, Zijn zijde doorstoken zodat bloed en water bloeide, in doeken gewikkeld in een graf gelegd. Hoe kan Hij dan leven? Hoe komt het dat de kerk van alle eeuwen getuigt: “De derde dag verrezen uit de doden”?
De discipelen die de ontdekking van het lege graf deden, waren ontzet. Ze hielden, ondanks Jezus’ voorzegging helemaal geen rekening met een opstanding. Maar het graf was wel degelijk leeg en niemand heeft nadien Zijn lichaam gevonden. Het was er gewoon niet meer. Na een verschrikkelijke kruisiging en de strenge bewaking van het graf (Joh. 19:31-33), is het onvoorstelbare gebeurd: het graf is leeg. Een schijndood kan het niet geweest zijn. Zelf de steen wegrollen, na zich losgewrikt te hebben uit de wikkels, is onmogelijk. Blijft nog de optie dat Zijn lichaam werd gestolen. Zou jij de discipel zijn die zijn leven waagt voor een waardeloos martelaarschap. Zou jij het voor een leugenverhaal opnemen tegen de Romeinse wacht? Ondenkbaar!
Doodsbange discipelen vluchten weg bij de gevangenneming. Het ergste, de dood van hun Rabbi, is hun overkomen. Hoe worden ze van ontmoedigd, bang en teruggetrokken op een geheime plaats, vol moed, onbevreesde liefde en krachtig getuigend in het openbaar? Vervolging en dood deed er niet meer toe. Ze hadden de Here immers werkelijk gezien! “Hij leeft!”, was hun getuigenis.
Niet alleen de twaalf discipelen, maar twintig jaar na de feiten getuigden meer dan vijfhonderd andere ooggetuigen van Zijn opstanding (1 Kor. 15:5-8). De opstanding was geen emotionele goedgelovigheid, geen hallucinatie, geen massapsychose, maar voor vele getuigen tot meer dan een maand na Zijn dood een tastbare werkelijkheid.
Indien Jezus had gelogen over zijn opstanding, was Hij dan betrouwbaar geweest? Uiteraard niet! En indien de discipelen zouden gelogen hebben over een kernpunt van het christelijk geloof, hoe moeten we dan hun oproepen tot een heilig, rein en waarachtig leven interpreteren? Hun getuigenis is samenhangend, niet uit op verleiding. Ze zijn bereid hun leven er voor op te offeren, niet als slachtoffers, maar als krachtige getuigen, moreel hoogstaand, compromisloos, stabiel. Ze zijn getuigen wiens ethiek in de rechtszaal respect zou afdwingen.
Die morele verandering is ook zichtbaar in Zijn huidige discipelen. Jezus redt mensen van iets waarvan ze zichzelf niet kunnen redden: zonde. Hij geeft liefde voor vijanden, vrede in onnoemlijk lijden, hoop in het gezicht van de dood, engagement om het eigen leven niet kostbaar te achten en het in te zetten voor de zwakken. Hij leeft!
De betekenis van de opstanding
Dat Christus is verrezen uit de dood, is cruciaal. Zonder opstanding heeft het christelijk geloof geen inhoud. Zonder opstanding is er geen redding van zonde. “En indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden” (1 Kor. 15:17). De opstanding is de openbaring van Gods reddingskracht, die zondaars die zichzelf niet kunnen redden bevrijd van zonde: “Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat hij u tot God zou brengen” (1 Petr. 3:18). God laat zich niet dienen en heeft niets van ons nodig (Hand. 17:24-25). Hij dient ons Zelf met de gave van Zijn Zoon: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme” (Ef. 2:8-9). De opstanding is de manifeste proclamatie van het reddend ingrijpen van God, de bezegeling dat God zonden vergeeft in Christus. De opstanding is het bewijs dat aan onze zonde-nood werkelijk is tegemoet gekomen.
Een tweede nood die we allemaal hebben is de nood om de dood te overwinnen. Ik kreeg een email van een vriend uit Frankrijk. Hij schreef hoe een vrouw, die hij probeerde te helpen, vermoord werd door haar man. Dat is de geest van geweld en angst. De wereld wordt steeds meer onzeker en het risico dat het fout gaat met terreur wordt elke dag groter. Ziekte en dood zijn alomtegenwoordig. Dat is onze wereld, onderworpen aan de vijand, aan de dood. We worstelen met deze vijand. We willen de dood voorkomen en uitstellen, maar vruchteloos! Wij kunnen onszelf niet redden van de dood. Daarom is de opstanding van Christus ons dierbaar: “En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont” (Rom. 8:11; zie bijvoorbeeld ook Joh. 11:25 en Rom. 10:9).
Stel dat Hij dood was gebleven. Maakt dat een verschil? Dan hadden we wel Zijn goed voorbeeld, maar geen overwinning over de zonde en de dood. Dan was de dood het einde. Dan leeft Hij niet als Koning en kan Hij niet wederkeren. Dan kan Hij door Zijn Geest niet werken in onze zwakheden. Dan is Hij niet steeds nabij. Zijn opstanding betekent:
Het bewijs dat hij Gods Zoon is (Rom. 1:4).
Overwinning over de dood (Hand. 2:24).
Garantie voor vergeving en rechtvaardiging van de gelovige (1 Kor. 15:17; Rom. 4:25).
Garantie voor de opstanding van de gelovige (1 Kor. 15:18).
De realiteit van het opstandingsleven nu (Rom. 6:4).
Het maakt een levensgroot verschil of Jezus dood is of leeft! Hij leeft!!
Literatuur
- John Piper, Why I believe in the resurrection of Jesus, Desiring God website, 28 maart 1983.
- John Piper, Historical evidence of the resurrection, Desiring God website, 12 september 2007.
- Josh McDowell, The new evidence that Demands a verdict. Fully updated to answer the questions challenging Christians today, Thomas Nelson Publishers