De geest in de kruik: over aard en aanspraken van het Thomasevangelie

A A A

De betrouwbaarheid van de Bijbel komt steeds meer onder vuur te liggen. Het gezag van de Schrift wordt ondermijnd door de moderne Bijbeluitleggers. Filosofieën en religieuze bronnen die vreemd zijn aan het bijbels gedachtegoed dringen zich op aan ons denken.
Het evangelie van Thomas is daarvan een voorbeeld. Kan het de toets van de Bijbel doorstaan? En zijn wij gewapend om waarheid van leugen te onderscheiden en de betrouwbaarheid van de Schrift te verdedigen?

1. Een wereldschokkende vondst

In december 1945 was een Egyptische kameeldrijver, dichtbij het dorp Nag Hammadi, op zoek naar … mest. De vergane menselijke overblijfselen in de eeuwenoude begraafplaatsen op de westelijke oever van de Nijl, staan bij de boeren in Zuid-Egypte bekend als probaat middel om hun landbouwgronden te verrijken. De boer in kwestie vond echter geen ‘natuurmest’, maar een grote kruik. Hoewel hij vermoedde dat het om een schat ging, durfde hij aanvankelijk de kruik niet open te maken. Wellicht zat er een geest in, die de grafschennis zou wreken? De kruik werd ongeopend achtergelaten, maar de gedachte aan een fabelachtige schat liet de arme man niet los. Hij trok zijn stoute schoenen aan, keerde terug en brak de kruik. De teleurstelling was groot: geen schat! Gelukkig ook geen geest… Enkel ruim vijftig geschriften op papyrus, geschreven in het Koptisch1  en gebonden in dertien oeroude leren kaften. Inmiddels zijn de boeken via via in het Koptisch museum te Cairo terechtgekomen.

Hoewel deze geschriften zeker niet onder één noemer te brengen zijn wat betreft gehuldigde moraal of opvattingen, hebben zij toch één grondhouding gemeen: zij zijn min of meer gnostisch van aard.2 Het gnosticisme is een denktrant waarbij een mystieke kennis of een bovenzintuiglijke beschouwing wordt aangewezen als de weg tot eenheid met het goddelijke.

2. Het Thomasevangelie: een bestseller

Van deze opgegraven boekwerken is het Evangelie van Thomas waarschijnlijk het meest bekend.3 Dit geschrift bestaat uit 114 korte uitspraken of logia (enkelvoud: logion), meestal ingeleid met “Jezus zei”. Vanaf 1958 zagen, alleen al in het Nederlands, honderdtallen uitgaven over Thomas het licht.4  Van dit gnostische geschrift werden de afgelopen veertig jaar meer vertalingen verzorgd dan van welk bijbelboek dan ook.5  Vanwaar die gulle belangstelling?

2.1. Onbekend is bemind

In de eerste plaats is daar de hang naar het onbekende, die menig mens kenmerkt. Wat zestienhonderd jaar in het Egyptische zand verborgen is gebleven, moet wel van betekenis zijn. De evangeliën in ons Nieuwe Testament zijn zo vertrouwd, dat ze nog nauwelijks prikkelen.

De gnostisch-christelijke literatuur lijkt trouwens bewust in te spelen op de menselijke drang om binnen te gluren in een mysteriewereld.

2.2. Het wantrouwen van het officiële

Veelal wordt aangenomen dat de gevestigde kerk bij het selecteren en overleveren van de Bijbelse geschriften een hoop belastend materiaal heeft weggemoffeld. Als men dan hoort van een oeroud document dat aan de georganiseerde censuur is ontsnapt, wil men weten wat ons al die jaren is onthouden.

Een intuïtieve sympathie voor de underdog speelt hierbij ongetwijfeld een rol: het mechanisme dat maakte dat De Satansverzen van Salman Rushdie des te gretiger werd afgenomen en gelezen nadat de Iranese geestelijke leider Khomeni de auteur vogelvrij had verklaard.

De apocriefe evangeliën, verguisd en veroordeeld door de vroege Kerk, kunnen rekenen op de sympathie van wie zich vandaag moeilijk kan vinden in de overtuigingen en opstelling van de officiële christenheid. Bij sommigen, die de Nag Hammadi-geschriften met gejuich begroeten, ontwaart men zelfs een lichte vorm van leedvermaak over de officiële theologie, die Jezus van Nazareth als het ware in haar binnenzak had. Ze moeten nu opnieuw beginnen, zo meent men, want de uitspraken van de Jezus, die in het Thomasevangelie aan het woord is, laten zich volstrekt niet integreren in de gangbare christologie.

De tekst van het evangelie volgens Thomas geeft zelf trouwens niet enkel aanleiding tot een kritische opstelling ten opzichte van het officiële christendom, het deelt ook die opstelling. De auteur zet zich af tegen een bestaande, gevestigde christelijke leer. Zo laat logion 3 Jezus scherp reageren op ‘degenen die u leiden’. Zoals op vele andere plaatsen wordt hier het innerlijke, bovennatuurlijke weten gecontrasteerd met wat men van mensen zou kunnen leren.

2.3. De afkeer voor het exclusieve

De nieuwtestamentische geschriften houden ons ondubbelzinnig een evangelie voor dat anders is dan alle andere religieuze systemen. Dit komt in onze eeuw van verdraagzaamheid verre van sympathiek over.

“Gnosis is volstrekt universeel,” zegt de moderne gnosticus Jacob Slavenburg, “van alle tijden en van vele religies.”6  Thomas laat ons een Jezus zien, die niet zichzelf presenteert als de enige weg tot God, maar die door zijn leer de toehoorders wil brengen op zijn eigen niveau. In logion 108 zegt Jezus: “Wie uit mijn mond drinkt, zal worden zoals ik”. Voor wie aan deze diepere kennis deel heeft gekregen, hoeft Jezus in zijn geloofsleven verder geen enkele rol meer te spelen. Het christendom van Thomas is op deze manier slechts één van de vele wegen tot het diepere en hogere bestaan, zodat het geen enkele andere godsdienst hoeft af te wijzen. Velen ervaren dit als het bevrijdende einde van christelijk provincialisme.

3. Een alternatieve ‘Jezus’

Jacob Slavenburg is één van de vertalers van de Nag Hammadi-teksten. Vooral zijn recente boek Valsheid in geschrifte trok de aandacht van de pers7 . Daarin haalt Slavenburg zwaar uit naar ‘de evangeliën die in de bijbel terechtkwamen’. Het zou gaan om onbetrouwbare geschriften, die ruimschoots een generatie na de feiten tot stand zijn gekomen. Bovendien zou gedurende het herhaaldelijk kopiëren de tekst zijn aangepast aan de gevestigde kerkelijke leer en moraal. De echte Jezus en zijn eigenlijke boodschap zouden nog nauwelijks herkenbaar zijn… De gnostische geschriften, die te Nag Hammadi zijn opgegraven, hangen volgens Slavenburg8  en een aantal geestesgenoten een geloofwaardiger beeld op van Jezus van Nazareth.

Nu is er nog steeds een aantal onderzoekers dat de informatie uit de apocriefe literatuur in het algemeen en uit het Thomasevangelie in het bijzonder als supplement wil zien bij de inlichtingen uit de Bijbel en het vroege christendom.

Het Jezusbeeld van Thomas is echter onverenigbaar met dat van het Nieuwe Testament.9  Wie voor de ‘Jezus’ van Thomas kiest, zal de Jezus van het Nieuwe Testament moeten inleveren!

4. Jezus Christus versus Jezus mysticus 10 

4.1. Een wolk van getuigen

De boodschap van de eerste christenen werd onmiddellijk na Jezus’ opstanding en Hemelvaart in de hele toenmalige wereld uitgedragen. Aan het begin van de tweede eeuw moppert gouverneur Plinius11  van Bythinië (in het noord-westen van het huidige Turkije) dat onder invloed van het oprukkende christendom de godentempels zowat zijn leeggelopen: “Niet enkel de steden, maar ook de dorpen en het platteland, zijn met dat bijgeloof besmet!” Door krachtig optreden denkt hij echter er nog wat aan te kunnen doen.

De christenen die Plinius beschrijft en bestrijdt, “bidden tot Christus als tot een God”12  De Christus die zo efficiënt de wereld veroverde, was volstrekt niet de gnostische leraar die in het Evangelie van Thomas aan het woord is, maar de opgestane Heer, die goddelijke eer ontvangt van zijn volgelingen.

4.2. De druk van de omgeving

Wat Plinius vooral stoort is niet wat de christenen doen of geloven, maar het feit dat er in hun denken geen ruimte is voor de traditionele godheden. Voor zulk een exclusief bijgeloof, meent Plinius, is er in het Romeinse rijk geen plaats.

De gnostische systemen en de mysteriegodsdiensten hadden zich over het algemeen veel opener opgesteld: hun benadering sluit geen (andere) religies uit, maar integreert ze in het systeem. Deze tendens, syncretisme genoemd, resulteerde in een wederzijdse erkenning: de Romeinse staatsgodsdienst accepteerde de religie in kwestie en de aanhangers omarmden de Romeinse staatsgodsdienst.

Bij het christendom werkte dat zo niet. Het christelijk geloof wordt namelijk in zijn diepste aard gekraakt en geperverteerd als het tot één-van-de-vele godsdiensten in een geïntegreerde totaalreligie wordt gemaakt. De boodschap van Jezus Christus is het éne antwoord van God naast de vele gedachtespinsels van de mens.13

Nu was het niet alleen het Romeinse staatsapparaat dat moeite had met de exclusieve aanspraken van Jezus en zijn volgelingen. Diverse religieus-filosofische denkrichtingen, die het groeiende christendom op zijn weg tegenkwam, waren uitgesproken mystiek van inslag. Het hermetisch gnosticisme14 , op zich reeds een versmelting van Griekse en Egyptische cultische elementen, heeft zowel ceremonieën als terminologie uit het christendom in zich opgenomen. Het manicheïsme15  ging bij deze syncretistische opstelling zo ver dat het voor velen als een christelijke sekte gold. Syncretisme was ook eigen aan oosterse mysteriegodsdiensten, die een bewust ondoorzichtig imago in stand hielden en wars waren van doctrine. Zelfs magiërs en bezweerders, zo streng veroordeeld in de joods-christelijke geschriften, voegden de naam van Jezus vlot aan hun toverspreuken toe16 . Dat de volgelingen van Jezus zich vanaf het prille begin tegen een dergelijke vermenging hebben verzet, vindt men uitvoerig gedocumenteerd in o.a. Hand.19:13-20 en 2Kor.6:14-7:1. In de postapostolische periode werden herhaaldelijk pogingen ondernomen het gnostische ideeëngoed in het christendom binnen te schuiven. De ‘ingewijden’ die de ‘diepere kennis’ hadden omarmd, vonden het christendom dat zich voor dit surplus afsloot bekrompen en primitief.

Het primitieve christendom van zijn kant zag in het gnosticisme een duivelse perversie van het evangelie.

Hoe dan ook, met zijn boodschap over de opgestane Jezus als de énige weg om vrede met God te vinden stond het christendom in de eerste eeuwen van onze jaartelling helemaal alleen, omgeven door krachten en strekkingen die het tot conformisme met het antieke denken trachtte te bewegen.

4.3. De vrouw: gekluisterd of bevrijd?

Verschillende pleitbezorgers voor het Thomasevangelie verzekeren ons dat dit geschrift gelijkwaardigheid van man en vrouw propageert. Slavenburg citeert maar liefst 4 maal logion 22: “Als jullie het mannelijke en vrouwelijke tot één maakt… dan zullen jullie binnengaan in het Koninkrijk.”17  Zulk een slogan ligt natuurlijk goed in de markt en leent zich uitstekend om de superioriteit van Thomas aan te tonen. Vinden wij hier inderdaad een vroegchristelijk betoog voor emancipatie, of moet dit gedeelte anders worden verstaan?

4.3.1. Geslachtloze heiligen

Dit logion is één van de ettelijke pleidooien in het Thomasevangelie voor enkelvoudigheid of eenheid. Hierbij moet men niet denken aan de bijbelse eendracht, die christenen moet kenmerken, maar aan het tegenovergestelde van geslachtelijkheid (= tweeheid). Seksualiteit wordt gezien als de oerzonde, geslachtloosheid als de verlossing. Met R. Schippers zie ik in logion 11, “Op de dag dat gij één waart, werd gij twee” een verwijzing naar de zondeval, die gelijkgesteld wordt met de opsplitsing van de geslachtloze mens in man en vrouw. Als Thomas vervolgt: “Wanneer gij (weer) twee wordt, wat zult gij dan doen?”, houdt Schippers dit terecht voor een waarschuwing tegen het huwelijk.18  In dezelfde zin moeten logia 105 en 106 verstaan worden: “Jezus zei: ‘Wie zijn vader en zijn moeder zal kennen, hem zal men noemen: zoon van een hoer!’ Jezus zei: ‘Wanneer gij de twee tot één maakt, zult gij mensenzonen worden, en wanneer gij zegt: ´Berg, verplaats u´, zal hij zich verplaatsen.”

De ‘enkelingen’ of ‘enkelvoudigen’19 , zoals in het Thomasevangelie de uitverkorenen worden genoemd (Logia 4, 16, 23, 49 en 75) zijn niet alleen celibatair, maar beogen de toestand van de mens vóór de tweewording, dat wil zeggen vóór de schepping van de vrouw.

Bijbelse uitspraken van Jezus worden in Thomas geregeld uit hun verband gerukt en in anti-seksuele zin herverwoord. Als in dit Koptische evangelie meermaals een kind als voorbeeld wordt voorgehouden (logia 4, 21, 22, 37) gaat het niet, zoals in het Nieuwe Testament, om de noodzaak van nederigheid (Matt.18:3,4) of van onbevangen en ongecompliceerd geloof (Marc.10:13-16), maar om de afwezigheid van schaamte bij diegenen voor wie seksualiteit niets betekent. Logion 4 stelt de kinderen voor als ‘enkelingen’. In logion 21 en 37 trekken zij zonder schaamte hun kleren uit voor de ogen van een toeschouwer, om er vervolgens op te trappelen. In logion 22 legt Jezus uit wat hij bedoelt als hij degenen die het koninkrijk binnengaan met kleine kinderen vergelijkt: “Als jullie de twee tot één maken … en mannelijk en vrouwelijk in één verenigen, zodat het mannelijke niet meer mannelijk is en het vrouwelijke niet meer vrouwelijk … dan zullen jullie binnengaan (in het koninkrijk).”

Als in logion 79 een vrouw uitroept: Zalig is de schoot die u gedragen heeft en de borsten die u gevoed hebben” (vgl. Luc.11:27), zegt Jezus: “Zalig is de schoot die niet ontvangen heeft en de borsten die geen melk gegeven hebben.” Natuurlijk kent ook het Nieuwe Testament het wee over “de zwangeren en de zogenden” (Matt.24:19), maar dan enkel in een context van oorlog en sociale ellende, waar moeders met kinderen het zwaar te verduren krijgen. Thomas echter wijst het moederschap op zich volstrekt af.

Logion 55 laat Jezus zeggen: “Wie niet zijn vader en moeder haat, kan geen volgeling van mij zijn, en wie niet zijn broeders en zusters haat en het kruis draagt zoals ik, zal mij niet waardig zijn.” Opvallend afwezig zijn hier de “zonen en dochters” uit de parallel in Matt.10:37 en de kinderen uit Luc.14:26. De ‘enkelingen’, die het koninkrijk zullen beërven, krijgen namelijk geen kinderen. Zij zijn tegen huwelijk, seks en voortplanting.

4.3.2. De truc-met-de-vrouw

Moderne gnostici, die Thomas erg hoog aanslaan maar toch wat sympathieker staan tegenover seksualiteit – volgens Slavenburg was Jezus getrouwd met Maria Magdalena! – moeten uiteraard met een plausibele verklaring komen voor deze seks-onvriendelijke passages. In de tweede eeuw AD ontstond het encratisme, een stroming in de marge van het christendom die absolute seksuele onthouding als voorwaarde stelde voor de redding. Slavenburg veronderstelt dat deze ascetische christenen of encratieten de oorspronkelijke tekst van Thomas hebben bewerkt.20

Deze kunstgreep is echter op geen enkele objectieve aanwijzing in de tekst gebaseerd. Op gelijkaardige wijze kan men wat dan ook uit het Thomasevangelie als latere redactie afwijzen. Zozeer is de seks-vijandige houding met het Thomasevangelie verweven, dat vele onderzoekers gnosticisme als karakteriserende term voor het geschrift afwijzen en het liever encratitisch noemen.21

Het laatste logion van het Thomasevangelie is het citeren waard:

“Simon-Petrus zei tot hen: Laat Maria van ons weggaan, want vrouwen zijn het leven niet waardig’. Jezus zei: Zie, ik zal haar leiden, zodat ik haar mannelijk maak, opdat ook zij een levende geest worde die op u, mannen, gelijkt. Want iedere vrouw die zich zal vermannen, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan’.”22  Slavenburg is niet zeker of het hier gaat om een originele uitspraak of om een latere verandering bij het overschrijven in een ascetisch milieu.23  “Zoals het er staat”, geeft Slavenburg toe, “klinkt het nogal vrouwonvriendelijk”. ‘Zoals het er staat’ klinken de canonieke evangeliën veel minder vrouwonvriendelijk! Met opnieuw een beroep op logion 22 stelt Slavenburg voor deze passage te lezen als “… (en) waar iedere vrouw die zichzelf zal vermannen (het mannelijke in zich toe wil laten – en waar iedere man die het vrouwelijke in zich toe wil laten) zal ingaan tot het Koninkrijk der hemelen.” Niets in de handen, niets in de mouwen… Wie kan zo’n verhaal nu ernstig nemen? Van dit gnostische evangelie, dat voor de vrouw zo’n bevrijdende boodschap zou bevatten, hebben wij enkel een kopie waarin zulke kwetsende opmerkingen aan het adres van de vrouw werden geïntroduceerd!

Ook de uitdrukking ‘uit de vrouw geboren zijn’ heeft bij Thomas een negatieve klank. Logion 15 luidt: “Wanneer gij Hem ziet, die niet geboren is uit de vrouw, werpt u neer op uw aangezicht en aanbidt Hem: Hij is uw Vader”.24  Slavenburg vergoeilijkt: “Richt een mens zich uitsluitend op de materie dan is hij er één ‘die uit de vrouw voortkomt’; een lichaam dat de dood kent.”25  Maar waarom noemt Thomas zo’n materieel ingesteld mens één ‘die uit de vrouw voortkomt’? Waarom niet één ‘die door een man is verwekt’? Slavenburgs commentaar overtuigt niet. Veeleer zien wij in dit logion met Schippers “God in een radicale tegenstelling tot de mens, die uit een vrouw is geboren, … en met een extra accent op de verachting van geboorte en van al wat vrouwelijk is”26 . Opnieuw is het in het Thomasevangelie de vrouw die het moet ontgelden!

4.4. Fantomas

De Jezus die in het Thomasevangelie zijn esoterische inzichten ten beste geeft, treedt op in het luchtledige. Op geen enkele manier is deze wijsheidsleraar ingebed in de geschiedenis. Er zou niets wezenlijks veranderd zijn als een grapjas in de vierde eeuw overal in het Thomasevangelie de naam ‘Jezus’ had vervangen door ‘Mozes’, ‘Zarathoestra’ of ‘Boeddha’.

In de discussies rondom de authenticiteit van de briefliteratuur is het gebruikelijk de traditionele auteursopgave in twijfel te trekken als te weinig aan biografische gegevens van de auteur wordt gerefereerd. Als deze norm hier wordt aangelegd, kunnen wij de historische Jezus als bron voor de wijsheden in Thomas wel vergeten. Achter een nauwelijks geslaagd Jezus-masker schuilt een ‘andere Jezus’.

5. Geen partij voor Jezus

Paulus was duidelijk ontzet toen hij aan de Korintiërs schreef: “Als er iemand bij jullie langsloopt en een andere Jezus verkondigt, die ik niet heb verkondigd, of jullie een andere geest ontvangen, die jullie niet ontvangen hebben, of een ander evangelie, dat jullie niet hebben aanvaard, dan nemen jullie daar genoegen mee!” (2 Kor.11:4) De Jezus van Thomas lijkt geen partij voor Jezus Christus. De geest uit de kruik te Nag Hammadi houdt de lezer een evangelie voor dat weinig substantieels te bieden heeft. Het evangelie in het Nieuwe Testament verandert levens, wijst de uitweg in diepe nood, geeft hoop en licht en kracht. Naast dat evangelie lijkt Thomas erg dun.

EINDNOTEN
1 Koptisch is de taal die in Egypte werd gesproken en die vanaf ongeveer de derde eeuw AD met Griekse lettertekens werd geschreven. Hiertoe werd het Griekse alfabet wel uitgebreid met een aantal tekens uit het oudere Egyptische alfabet (het zogenaamde demotisch). Toen in de Zevende eeuw (639-641 AD) de Mohammedaanse legers Egypte hadden veroverd, werd het Koptisch door het Arabisch verdrongen. Vandaag is het een dode taal, die nog slechts in de liturgie van de Monofysitische Egyptische christenen voortleeft. Cf. Walter TILL, Koptische Dialektgrammatik (München: C.H. Beck, 1961) p. 1-5. Daar het Koptisch een synthese is van Semitische en Afrikaanse elementen, met bovendien een groot aantal Griekse leenwoorden, is het feitelijk in geen enkele taalgroep onder te brengen. Tegenwoordig noemt men het Koptisch een Afro-Aziatische taal. Cf. Bruce K. WALTKE & M. O’CONNOR, An Introduction to Biblical Hebrew Syntax (Winona Lake, Indiana: Eisenbrauns, 1990) p. 6.
2 Jacob SLAVENBURG taxeert op p. 50 van zijn boek Valsheid in geschrifte; De gespleten pen van bijbelschrijvers (Zutphen: Walburg Pers, 1995) de Nag Hammadi-geschriften als “gnostisch, of in ieder geval in gnostische zin uit te leggen.”
3 De Koptische tekst werd uitgegeven in A. Guillamont, H.-Ch. Puech, G. Quispel, W. Till and Yassah ‘Abd Al Masih, The Gospel According to Thomas; Coptic Text Established and Translated (Leiden: Brill, 1979; 1st ed.: 1959). Een recentere uitgave van de Koptische tekst is: Marvin MEYER and Harold BLOOM, The Gospel of Thomas, The Hidden Sayings of Jesus, Translation, with Introduction, Critical Edition of the Coptic Text & Notes by Marvin Meyer, With an Interpretation by Harold Bloom (San Francisco: Harper, 1992).
4 Een van de baanbrekers in het onderzoek rond het Thomasevangelie was de Utrechtse professor G. Quispel, die in zijn opzienbarende boek Het Evangelie van Thomas en de Nederlanden (Amsterdam: Elsevier, 1971) argumenteerde dat het Thomasevangelie authentieke uitspraken van Jezus bevat. Deze echte woorden van Jezus zou Thomas ontlenen aan een joods-christelijke bron, die ook invloed heeft gehad op de Diatessaron, een Syrische evangeliënharmonie, en indirect op de Saksische Heliand en de Luikse (lees: Limburgse) evangeliënharmonie. In 1991 verzorgde Quispel een heruitgave van dit boek onder de titel Het Evangelie van Thomas en de Nederlanden, Nieuwe vertaling en verklaring van een vergeten bron (Baarn: Tirion, 1991). Hij handhaaft zijn voornaamste stellingen en geeft een bruikbaar overzicht van 20 jaar discussie.
5 Een handgreep uit de talloze Nederlandse vertalingen van het Thomasevangelie:
Gilles QUISPEL, Het evangelie naar de beschrijving van Thomas (Leiden: E.J. Brill, 1959);
R. SCHIPPERS, met medewerking van T. BAARDA, Het evangelie van Thomas; Apocriefe woorden van Jezus (Kampen: Kok, 1960); Michel COUNE, Woorden van Jezus volgens Tomas; Een apokriefevangelie van de tweede eeuw (Apocrypha; Brugge: Zevenkerken, 1989);
Ferdinand CUVELIER, Jezus Mysticus; Naar het herontdekte Tomas-evangelie (Kapellen – Haarlem: DNB/Pelckmans – J.H. Gottmer, 1990).
Het Thomasevangelie is tevens opgenomen in J. SLAVENBURG en W.G. GLAUDEMANS, Nag Hammadi-geschriften I; Een integrale vertaling van alle teksten uit de Nag Hammadi-vondst en de Berlijnse Codex; Deel 1: Jezus van Nazareth en Hermes Trismegistos (Deventer: Ankh-Hermes, 1994²)
6 SLAVENBURG, Valsheid in geschrifte, p. 50.
7 Het Nederlandse dagblad Trouw herhaalt in de titel – zonder vraagteken – de aantijging van Slavenburg: “Bijbelschrijvers schreven met een ‘gespleten pen’ en lang ná Jezus” (19 september 1995, Van onze kerkredactie). In Weekeinde (bijlage bij het dagblad De Telegraaf) verscheen 14 oktober 1995 een interview met Slavenburg (“Het evangelie van Thomas”). Het Belang van Limburg geeft op 23 oktober 1995 (Achterkrant p. 40) onder een meer pakkende titel eveneens aandacht aan het boek in kwestie: “En waarom niet de Christus van het Thomas-evangelie?”. Een zeer kritische recensie van de hand van H.P. MEDEMA, “Valsheid in ‘Geschrifte’, Of: hoe maak ik mijn eigen evangelie?” verscheen in Bijbel en Wetenschap (december 1995) nr. 184, p. 245-246. Ook J.P. PROOS, in het Reformatorisch Dagblad (3 mei 1996) vindt in zijn artikel “Aanval op het Nieuwe Testament” dat Slavenburg zijn oordeel over de bijbelschrijvers niet waar kan maken. De WERKGROEP “BIJBEL EN NEW AGE”, in Het Zoeklicht (3 februari 1996) is even categoriek in haar recensie “Valsheid in geschrifte??” Wat meer genuanceerd is C.G.A. Lecompte, “Valsheid in geschrifte”, in: De stem van het boek (Brussel; 4, 1995) p. 23,24.
8 Een paar jaar geleden laakte Slavenburg reeds de ondeugdelijkheid van het Nieuwe Testament om een goed beeld van Jezus’ leven te vormen. De gnostische bibliotheek zou hiertoe wel bruikbare gegevens aandragen. Jacob SLAVENBURG, Een ander testament; Onbekende geschriften over het leven van Jezus en zijn geheime leringen (Deventer: Ankh-Hermes, 1993²). Het allegaartje aan apocriefe bronnen dat Slavenburg in die publicatie bijeenbrengt, getuigt echter van weinig anders dan van de ongebreidelde fantasie van de religieuze mens.
9 In een volgend nummer van dit tijdschrift hoop ik deze stelling uitvoerig te onderbouwen in een artikel met als titel: “Is er plaats voor Thomas? Het Thomasevangelie als getuige naast de nieuwtestamentische geschriften.
10 Op de vraag naar de canonieke status van Thomas, die hier nauwelijks wordt geraakt, wil ik ingaan in een artikel, getiteld “De afbakening van het Nieuwe Testament”, dat D.V. volgend jaar zal verschijnen in een feestbundel, uitgegeven door de Evangelische Theologische Faculteit. Daarin hoop ik in te gaan op een vroeger werk van J. SLAVENBURG, De verloren erfenis; Inzicht in de ontwikkeling van het christendom (Deventer: Ankh-Hermes, 1993).
11 Plinius Minor, Brieven, X, 96 en 97. Het gaat om een authentieke brief van gouverneur Plinius aan keizer Trajanus en een kort antwoord van de keizer. Deze briefwisseling dateert uit ca. 110 AD. Voor de Latijnse tekst met een Nederlandse vertaling, zie o.a.: G.H. De Vries, Bronnen voor de geschiedenis van het Nieuwe Testament (Haarlem: H.D. Tjeenk Willink & zoon, 1962) p. 160-164.
12 De Latijnse term duidt het zingen van hymnen tot de godheid aan.
13 Cf. o.m. Ps.96:5; Joh.14:6 en Hand.4:12.
14 “Hermetisch” betekent in dit verband: “rondom de figuur van de god Hermes”. Hermes Trismegistos was de Griekse benaming voor een Egyptische godheid (Toth) die in de Hellenistische periode allerlei filosofische en mystieke elementen in zich had opgenomen.
15 Het manicheïsme is het gnostische stelsel dat zich beriep op de leer van Mani, een derde-eeuwse religieus-filosofische visionair.
16 Er is een papyrusfragment uit de derde eeuw bewaard, waarin een formule wordt aanbevolen als bijzonder geschikt voor het uitdrijven van boze geesten. In die formule wordt aan Jezus Christus, de Geest en Iaoo Sabaooth (lees: Jahweh Sebaot of de HEER der heerscharen; Jes.1:9, Rom.9:29) gevraagd de demon weg te sturen, waarna de geest wordt bezworen in de naam van de god Sabarbarbathiooth-Sabarbarbathiouth-Sabarbarbathioonéth-SabarbarbafaiVoor de tekst, half Grieks, half Koptisch, voorzien van een gedeeltelijke Engelse vertaling, zie: George Milligan, Selections from the Greek Papyri (Cambridge: University Press, 1912) p.112-114.
17 SLAVENBURG, Valsheid in geschrifte, p. 10, 119-120, 133, 140.
18 R. SCHIPPERS, met medewerking van T. BAARDA, Het evangelie van Thomas; Apocriefe woorden van Jezus (Kampen: Kok, 1960) p. 69-70. In het huwelijk staan de twee seksen immers tegenover elkaar, zodat het geïntegreerde man-vrouw-ideaal (androgynie) van bepaalde fracties binnen het vroege christendom vernield wordt.
19 De Koptische Thomas gebruikt hier het Griekse leenwoord monachos, waarvan het Nederlandse woord ‘monnik’ is afgeleid.
20 SLAVENBURG, Valsheid in geschrifte, p. 87-88. Slavenburg wringt zich in bochten om op deze manier om een aantal akelig vrouw-onvriendelijke gedeelten in gnostische werken als het Evangelie der Egyptenaren en het Gesprek met de Verlosser heen te komen.
21 Zo onder meer Quispel, Het Evangelie van Thomas en de Nederlanden (1991), in navolging van Annine E.G. Mantz-Van der Meer, Op zoek naar loutering,
22 Het citaat is ontleend aan de vertaling van COUNE, Woorden van Jezus volgens Tomas, p.44.
23 SLAVENBURG, Valsheid in geschrifte, p.134.
24 COUNE, Woorden van Jezus volgens Tomas, p. 12.
25 SLAVENBURG, Valsheid in geschrifte, p. 88.
26 SCHIPPERS, Het evangelie van Thomas, p. 76.