Abba, Vader, U alleen, U behoor ik toe
Isaac was een jongen van 30 jaar en had een vreselijke kindertijd doorgemaakt. Omdat hij lichamelijk beperkt was, hadden zijn ouders hem niet erkend als zoon. In het huis voor licht lichamelijk gehandicapte mensen, waar Jeanet en ik werkten, was er iedere avond een dagsluiting. Als Isaac een lied mocht opgeven dan was dat altijd ‘Abba Vader’. Hij was geadopteerd door zijn hemelse Vader!
In de tijd van Paulus begrepen de mensen wat hij bedoelde met de term adoptie (Rom. 8:15,23; Gal. 4:5; Ef. 1:5). In het Romeinse rijk was het namelijk een formele procedure die regelmatig werd toegepast. Romeinse adoptie was een legaal proces dat het mogelijk maakte om een kind op te nemen in een ander gezin. Het kind kreeg een andere naam, ontving een andere status en werd ook erfgenaam. Niemand anders kon het kind meer opeisen.
Alleen Paulus gebruikt deze term in zijn brieven. Hij wil hiermee uitleggen dat de adoptie een handeling van God is, waarbij Hij ons leden maakt van Zijn huisgezin.
De plaats van deze leerstelling
De leerstelling van de aanneming is niet de meest bekende doctrine. In het vorige artikel ging het over de leerstelling van de rechtvaardigmaking. God is de Rechter van hemel en aarde en door de zonden zal hij een rechtvaardig oordeel moeten vellen. Maar de mensen hebben de straf van de zonde niet hoeven te dragen, want de straf van de zonde is de Zoon toegerekend. God verklaart de gelovige schuldenvrij, niet op basis van onze werken, maar op grond van het werk van Christus.
Het volgende artikel zal gaan over de leerstelling van de heiligmaking. Heiliging is het voortgaande werk van God en de mens om steeds meer van zonde vrijgemaakt te worden en in ons dagelijks leven steeds meer op Christus te gaan lijken.
Maar tussen deze twee prachtige leerstellingen is er nog plaats voor de leerstelling van de aanneming. Op grond van de vrijspraak door God, mogelijk gemaakt door de Zoon, worden we door geloof tot Zijn kinderen gemaakt en ingevoegd in Gods huisgezin. God heeft Zijn naam aan een gelovige verbonden. Hij is een familielid van het gezin van God en een officiële erfgenaam geworden. Hij is officieel, definitief, legaal, voor eeuwig, Zijn kind.
Zie, alles is nieuw
Geadopteerd zijn door God is een diepe waarheid en geeft een heel andere kijk op het leven.
Allereerst zien we dat adoptie ons bewust maakt van het feit dat we van vleselijke mensen, geestelijke mensen zijn geworden. Je zou ook kunnen zeggen dat we van dode mensen, levende mensen zijn geworden.
Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt, u die dood was door de overtredingen en de zonden (Ef. 2:1).
Door de wedergeboorte en de adoptie zijn wij door Gods Geest tot leven gewekt. Doordat we geadopteerd zijn, zijn we één met de Vader, de Zoon en de Geest. Die eenheid maakt het mogelijk om door de kracht van de Heilige Geest het leven in de Geest te leven en de daden van het vlees te doden. Niet ons zondige vlees is nog leidend in dit leven, maar de Heilige Geest. Het leven van een christen wordt gekenmerkt door een wandel in de Geest.
De tweede gedachte is dat slaven kinderen worden. Alle mensen zijn onderdeel van het menselijk geslacht. Maar we zijn niet allemaal onderdeel van de familie van God. Er zijn slaven van de zonde en er zijn kinderen van God. Paulus geeft in Efeze aan dat er een grote tegenstelling is tussen de mensen die in Christus geloven en die niet geloven.
U was voorheen duisternis, maar nu bent u; licht in de Heere, wandel als kinderen van het licht (Ef. 5:8).
Er zijn mensen die geadopteerd zijn als Gods kinderen en mensen die geen kind van God zijn. Degenen die niet Gods kinderen zijn, worden kinderen van de ongehoorzaamheid (Ef. 2:2) en kinderen des toorns (2:3; 5:6) genoemd. Deze mensen zijn slaven van de zonde en leven in duisternis, terwijl kinderen van God wandelen in het licht.
Het derde aspect is dat daders erfgenamen worden. Als mensen nog niet thuis bij God zijn gekomen, zijn het daders. De ziel van de mens is ten opzichte van God niet neutraal. We zijn geen onbeschreven blad papier; als we nu maar goed onderwijs krijgen, dan doen we goede dingen en als we slecht onderwijs krijgen, dan doen we slechte dingen. Nee, zo ligt het niet. Vanaf de geboorte zijn we allemaal zondaars en zijn we daders van de ongerechtigheid. Wat een wonder van Gods genade dat we door Christus alleen en door geloof alleen Zijn erfgenamen zijn geworden.
In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden (Efez. 1:11)
Het Abbarecht
Ds. C.J. Hoekendijk schrijft in zijn boek ‘Aan Jezus’ voeten’ (1938) over het Abbarecht. Hij wil met deze term de Vader-kind relatie onderstrepen en benadrukken dat dit recht alleen voorbehouden is aan mensen die in Christus zijn. Wij zijn kinderen van God door Christus. Wie Christus niet bezit, heeft ook dit Abbarecht niet. Zo iemand is wel schepsel van God, maar geen kind van God. Alleen zij, die de Geest van aanneming hebben ontvangen, kunnen door de Heilige Geest zeggen: ‘Abba Vader!’ Dit Abbarecht heeft grote gevolgen voor ons geestelijk leven.
Het heeft bijvoorbeeld gevolgen voor ons gebedsleven. Het is een groot verschil of een ongelovige zondaar tot God roept om vergeving, of dat een kind hetzelfde bidt tot Zijn Vader. De verhouding is anders, daarom is ook de toon anders en zijn de verwachtingen en de vruchten anders. De mens moet dan ook het Abbarecht hebben ontvangen om het gebed dat de Heere Jezus ons heeft geleerd uit te spreken: ‘Onze Vader’.
Dit recht heeft ook gevolgen voor onze verwachting. We zeggen van iemand die erfgenaam is van een rijk familielid ‘die heeft nog veel tegoed’. Het kan zijn dat hij nu arm is, maar er komt een moment waarop hem veel zal toekomen. Wie een kind van God is, is ook erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Jezus Christus. Het kan zijn dat een kind van God hier op aarde een moeilijke weg te gaan heeft, maar er staat hem nog veel te wachten wanneer de erfenis komt. In de hemel wordt een erfenis bewaard en die zullen we eens ontvangen.
Tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis, die in de hemelen bewaard wordt voor u. U wordt immers door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd (1 Petr. 1:4-5).
Het Abbarecht geldt niet alleen voor de toekomst, maar geeft een kind van God ook in het heden grote heerlijkheid. Als ouders een kindje krijgen, is het hun plicht om er goed voor te zorgen. Dat is hun ouderlijke plicht. Het is Gods plicht om Vaderlijk voor Zijn kinderen te zorgen. Niemand zal er ooit aan kunnen twijfelen of God Zijn Vaderplicht wel op een goede manier vervult. Dit betekent dat in leven en sterven Zijn kind veilig geborgen is in Zijn Vaderarmen. Het leven vanuit het Abbarecht geeft dus glans en vreugde in dit leven.
Natuurlijk legt het Abbarecht ook een heilige plicht op ons. Wanneer God mijn Vader is en ik Zijn kind ben, dan zal ik ook waardig moeten wandelen aan mijn hemelse familierelatie. De mensen zullen mijn Vader gaan beoordelen naar hetgeen zij in mij zien en daarom moet ik ervoor zorgen dat Mijn Vader in mij tot Zijn eer komt. Het kind gaat naarmate het leven vordert steeds meer op de Vader lijken.
Dit artikel is eerder verschenen in Het Zoeklicht.