De doctrine van (3) de mens

A A A

U die mij geschapen hebt

Wonderlijk was het om mijn eigen pasgeboren kind in de armen te houden. Een kind dat uit mij voortgekomen is en geschapen is naar Gods beeld. Als je ouder bent herinner je je vast en zeker nog deze momenten.

Dat gevoel heb ik nooit gehad bij onze cavia’s, gerbils, vissen, kat of hond. Dat komt allereerst omdat deze beestenboel sowieso niet mijn idee was, maar ook omdat het dieren zijn en geen beelddragers van God.

Ambassadeur
Van alles wat God geschapen heeft, schiep God de mens naar Zijn beeld, mannelijk en vrouwelijk. Zolang Adam en Eva niet aten van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad waren ze gelukkig in de gemeenschap met God. Wayne Grudem1 zegt hierover: ‘het feit dat de mens beeld van God is, betekent dat de mens op God gelijkt en God vertegenwoordigt’. God wilde een schepsel maken dat op Hem lijkt; ‘Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis’. Het wil zeggen dat we op Hem lijken, maar niet volledig hetzelfde zijn.
Je zou ook kunnen zeggen dat mensen ambassadeurs van God zijn. Een ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden vertegenwoordigt ons koninkrijk in een ander land. De ambassadeur is niet de koning, maar hij vertegenwoordigt de koning en kent de normen, waarden en gewoonten van het land. Zo vertegenwoordigt de mens God op aarde en zijn er kenmerken van Hem in ons zichtbaar.
Hoe een nietig schepsel tegelijk Gods beeld kan zijn, gaat ons verstand te boven. Zoals de mens in het klein is, zo is God in het groot. De mens staat oneindig ver onder God en toch is er overeenkomst met Hem. De mens is als schepsel volledig van God afhankelijk en toch een zelfstandig wezen.2
De waarde van de mens wordt niet verdiend door succes of prestaties. Het is niet het gevolg van wat hij zelf opgebouwd heeft door financiële middelen, macht, autoriteit of controle. Het gaat er niet om hoe fit, aantrekkelijk of atletisch hij is. Het gaat ook voorbij aan persoonlijkheid, intellect of artistiek vermogen. Dat een mens ‘mens’ is betekent dat hij waardig is en dat hij van waarde is, omdat hij het beeld van God zelf draagt. Het keurmerk van de Schepper van hemel en aarde staat op ieders leven.

Aangetast
Zijn we na de zondeval nog steeds beelddrager van God? Door de zondeval lijkt de mens niet meer zo volledig op God als hij eerder deed. Zijn zondige aard weerspiegelt niet Gods heiligheid. Zijn denken, spreken, voelen en handelen wordt gekenmerkt door ik-gerichtheid.
We leven niet als ambassadeurs van de Koning, omdat we onszelf tot koning hebben gemaakt. De mens is gemaakt om God te weerspiegelen en Hem te aanbidden, maar het tegengestelde is waar en we zijn aanbidders van onszelf geworden.
De mens is ver weg geraakt van hoe God het bedoeld heeft, doordat hij geïnfecteerd is door de corruptheid van de zonde. Ondanks de verwoestende invloed van de zonde op de mens en zijn aangetast zijn door het kwaad, is het beeld dat God op de mens gedrukt heeft niet geheel verloren gegaan. Hoewel het weerspiegelen van God door de mens hier op aarde vervuild is door het vuil van de zonde, staat de stempel van God nog steeds op het leven van ieder mens. Calvijn verwoordt het zo: ‘Ik geef toe dat het beeld van God in hem niet volledig vernietigd en kapotgemaakt is. Maar het is wel zo bedorven, dat wat ervan is overgebleven gruwelijk misvormd is.’3
Het verliefde stel op een bankje in het park, de vrouw die met haar rollator in de gang van het verzorgingshuis voort schuifelt, de man in uniform in oorlogsgebied; zij weerspiegelen allen iets van de heerlijkheid van God, omdat ze door God geschapen zijn.

Verlossing
Het overdenken van het feit dat we beelddragers van God zijn, brengt ons bij de ultieme Beelddrager. Het beeld van God blijft volmaakt intact, ondanks Zijn wandel hier op aard. In de Heere Jezus zien we Gods beeld in perfecte uitdrukking terug in Zijn leven. We hebben geen beter beeld van het beeld van God na de zondeval dan het beeld van Gods Zoon.
Het volmaakte herstel van Gods beeld in ons zullen we pas ontvangen wanneer de Heere Jezus terugkomt en we mogen genieten van alle privileges van de verlossing die Hij voor ons verdiend heeft. We leven nu in de spanning van het reeds, maar nog niet. Het zal een dag zijn vanaf wanneer we voor altijd bij Hem zullen zijn. Bovendien zal dan Gods beeld volledig hersteld worden en Zijn volmaakte uitdrukking in ons leven zichtbaar worden.
De Heere Jezus is niet alleen gekomen als Gods beelddrager maar ook als onze plaatsvervanger. Hij voldeed volmaakt aan de eisen van Gods wet en was daarom het perfecte offerlam. Plaatsvervangend heeft Hij betaald voor onze zonden, zodat wij vergeven zijn door de Vader, in Zijn huisgezin zijn opgenomen, Zijn Geest in ons woont en we geleidelijk veranderd worden naar het beeld van Zijn Zoon. Door het werk van de Heere Jezus hier op aarde begint God het proces om Zijn beeld te herstellen in ieder die gelooft. We mogen voor onze tijd hier op aarde ons oog richten op de ultieme Beelddrager, diep overtuigd dat Zijn werk in ons eens in volmaaktheid voltooid zal worden.
‘Het terugkrijgen van onze volmaaktheid begint daarom met onze vernieuwing door Christus. Om die reden wordt Christus ook wel de tweede Adam genoemd. Want Hij heeft ons hersteld zodat we weer echt en blijvend onbedorven zijn.’4

Hem verheerlijken
Als we nadenken over de leerstelling van de mens, dan komen we ook bij de existentiële vraag: ‘Wat is ons doel in het leven?’. Ons doel zou overeen moeten komen met de reden waarom we zijn geschapen: ‘Het hoogste doel van de mens is om God te verheerlijken en zich voor eeuwig in Hem te verheugen’.5
Als je beseft dat God jou geschapen heeft naar Zijn beeld met als doel Hem te verheerlijken en je je ook uitstrekt naar dat doel, zal het gevolg zijn dat je vreugde zal ervaren. Een vreugde die de wereld je niet kan bieden en die je dan ook nog nooit zo ervaren hebt. God verblijdt zich in Zijn schepselen en over onze gemeenschap met Hem. Het gevolg is dat dan onze vreugde een overvloedige blijdschap wordt.
Wie heb ik behalve U in de hemel?
Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde.
Bezwijkt mijn lichaam en mijn hart,
dan is God de rots van mijn hart
en voor eeuwig mijn deel (Ps. 73:25-26).

Eindnoten:

  1. Wayne Grudem, Bijbelse Theologie, essentieel onderwijs over christelijk geloof
  2. Dr. Herman Bavinck, Magnalia Dei, onderwijs in de christelijke religie volgens gereformeerde belijdenis
  3. Johannes Calvijn, Institutie, Onderwijs in de christelijke godsdienst, vertaald door Gerrit Veldman
  4. Johannes Calvijn, Institutie, Onderwijs in de christelijke godsdienst, vertaald door Gerrit Veldman
  5. Kleine Westminster Catechismus (1647)

Dit artikel is eerder verschenen in Het Zoeklicht.