Angst (4) Methodieken uit de seculiere psychotherapie

A A A

In de reeks van artikelen over angst is deze bijdrage niet de eenvoudigste. Doch ieder die op een verantwoorde wijze hulp wil verlenen, ontkomt er niet aan ook de theoretische grondslagen van zijn pastoraal handelen onder de loep te nemen. Door middel van het evalueren van seculiere (wereldse) hulpverleningstechnieken probeert Bart Broekman in zijn zoektocht naar een oplossing voor angst, te ontkomen aan onbijbelse vooronderstellingen die het handelen van de counselor en confident, alsmede de vruchten van hun inspanningen negatief kunnen beïnvloeden.

Seculiere beïnvloeding

Tot nu toe hebben we met behulp van bijbelse gegevens inzicht gekregen in de wijze waarop angst ontstaat, stand houdt en op den duur vernietigt. Maar ook hebben we kunnen vaststellen dat de Bijbel genoeg gegevens aanreikt die van toepassing zijn op het overwinnen van angst. Graag zouden we een overzicht geven van deze bijbelse principes, vertaald in praktische aanwijzingen en suggesties voor de praktijk van het counselen. We weten dat daar veel behoefte aan is. Maar voor dat we dat doen is het noodzakelijk de achtergronden en denkbeelden van veel gebruikte seculiere hulpverleningstechnieken in het probleem van angst, te spiegelen aan de bijbelse grondbeginselen die we tot nu toe hebben gevonden.

Doen we dat niet, dan bestaat het gevaar dat we dergelijke technieken automatisch overnemen in een bijbels model van counselen. Wie dit artikel doorleest zal namelijk ontdekken dat, hoewel sommige seculiere methoden verbazingwekkend veel lijken op de tot nu toe gevonden bijbelse principes, deze een andere geest uitademen en anders van karakter en inhoud zijn dan de geest van de bijbels gefundeerde pastorale counseling. Toch zien we dit proces in de hedendaagse literatuur over angst gebeuren. Vanuit ons standpunt is dat echter ontoelaatbaar. Vermenging van een werelds gedachtegoed met heilige en goddelijke principes kan nooit de bedoeling zijn van bijbels pastoraat. Daarom zullen we in ons denken over het oplossen van problemen en de daarbij behorende hulpverleningsinstrumenten, steeds weer moeten nagaan waarom we iets doen, vanuit welke bron we dat doen en met welk doel we het doen.

Inhoud

Achtereenvolgens behandelen we enkele psychologische stromingen die de meest voorkomende visies op oorzaken van angst vertegenwoordigen en de daaruit voortvloeiende behandelmethoden. In een korte evaluatie willen we de verschillende besprekingen toetsen aan een bijbels referentiekader. Dat kan binnen deze opzet niet gedetailleerd gebeuren. Daarom zal ik regelmatig verwijzen naar voorgaande artikelen waarin stellingname en uitgangspunten uitvoerig zijn onderbouwd. Ook ten aanzien van het blootleggen van de achtergronden van de verschillende visies moet ik in gebreke blijven. Ik zal proberen niet te vervallen in algemeenheden en indien mogelijk verwijzen naar eerder verschenen materiaal.

Wat ik wel wil proberen is het kort benoemen van de meest wezenlijke punten die betrekking hebben op de achterliggende gedachten over het mensbeeld, de doelstelling en de aard van het veranderingsproces in de hulpverlening. Door het plaatsen van de bijbelse gegevens naast de seculiere, trekken we conclusies voor een bijbels hulpverleningskader, waarbinnen counselor en confident zich vrij en verantwoord kunnen bewegen met gebruikmaking van gelouterde hulpverleningsinstrumenten. Hier volgt een overzicht van de onderwerpen:

Seculiere opvattingen over oorzaken van angst:

1. Angst ontstaat door negatief gedrag
2. Angst ontstaat door negatief denken
3. Angst ontstaat door negatieve gevoelens
4. Angst ontstaat door een onbewust verleden
5. Angst ontstaat door biologische stoornissen

Seculiere behandelmethoden voor angst:

A. Modeling
B. Flooding en implosie
C. Systematische desensitisatie
D. Training in assertiviteit
E. Training in relaxatie

Deel 1: Seculiere opvattingen over oorzaken van angst

De bijbelse visie op de oorsprong van angst heeft ten diepste te maken met opstand tegen God de Schepper, de intrede van de zonde in de mensheid en de toorn van God de Rechter. Anderzijds komt angst voort uit een diepgeworteld wantrouwen in de goedertierenheid en zorgzaamheid van de God de Vader die Hij liet blijken in en door Zijn geliefde Zoon (zie voorgaande artikelen).

Als we notitie nemen van de gedachten over het ontstaan van angst, zoals verdedigd door de meest bekende psychotherapeutische stromingen, bemerken we dat de verklaringsmodellen die zij hanteren geen invloeden toelaten van zonde, schuld en geloofshindernissen. In de uitleg daarvan zullen we ons beperken tot enkele primaire gegevens over de oorzaak van angst. Het doet dus, nogmaals, geen recht aan een juist inhoudelijk overzicht van de verschillende psychotherapeutische stromingen.

1. Angst ontstaat door negatief gedrag

Deze visie wordt in grote mate vertegenwoordigd door de gedragstherapeutische school. Kernwoord is ‘conditioneren’. Men gaat er van uit dat we in een specifieke situatie een specifieke reactie vertonen. Aan die reactie hechten we betekenis. Daarmee wordt bedoeld dat wat die reactie uitwerkt in ons leven, bepalend is voor hoe we een volgende keer in een gelijksoortige situatie reageren.

Elise, mijn dochtertje, is twee jaar. Zij kent de betekenis van wat hier staat. Dat komt niet omdat ze super intelligent is, maar omdat ze het zelf heeft ondervonden. Als ik met haar in de slagerij ben weet ze precies wat ze moet doen om een plakje worst te bemachtigen. Eerst kijkt ze met haar grote, twinkelende ogen de slager aan, dan knikt ze even, zegt “goeie’orgen” en trekt een brede grijns waarmee ze lijkt te willen zeggen: wat is het toch weer gezellig vandaag. Ze handelt zo omdat er een moment in haar leven was dat ze een plakje worst kreeg van de slager. De tweede maal kreeg ze ook een plakje worst. De derde keer niet want de slager was het toen vergeten. Maar door die onweerstaanbare blik en de vriendelijke houding kreeg ze toch wat ze hebben wilde. Zo ontdekte ze het verband tussen aardig doen en worst krijgen.

Volgens de gedragstherapeutische school ontstaan via hetzelfde mechanisme allerlei angsten. De reactie angst is door een indrukwekkende gebeurtenis gekoppeld aan de omstandigheden van die gebeurtenis (‘associaties’). Zo zijn er genoeg mensen die bang zijn voor het onweer omdat ze door hun ouders bij het horen van de eerste donderslagen in paniek uit bed werden gehaald, aangekleed en naar de woonkamer werden gebracht. Een ander voorbeeld is de angst voor kruispunten van iemand die ooit eens een verschrikkelijk ongeluk heeft meegemaakt op een kruispunt. De reactie is dan gekoppeld aan het object uit een specifieke gebeurtenis (‘klassieke conditionering’).

Men heeft ontdekt dat het gedrag ook positief beïnvloed kan worden door dezelfde werking. Als een negatieve reactie ontstaat door een negatieve gebeurtenis (bijv. door te straffen), dan moet er ook een positieve reactie ontstaan door een positieve gebeurtenis (bijv. door te belonen). Op deze wijze proberen veel counselors een negatieve reactie als angst om te buigen naar een gewenste reactie, door aan datgene wat de angst opwekt een positieve prikkel te verbinden (‘operante conditionering’). Het is net als bij een moeder die haar kind uit de buurt van water houdt omdat het anders zou verdrinken. Toch zal ze haar angst overwinnen door haar kind zwemles te geven. Het water geeft een angstige reactie, maar wordt omgebogen door de positieve stimulans van het leren zwemmen.

Evaluatie 1

Het klinkt aannemelijk. We weten allemaal dat ons gedrag wordt beïnvloed door omstandigheden. Ook weten we dat omgevingsfactoren ons gedrag kunnen beheersen. Toch ligt in deze stroming een kerngedachte die moeilijk valt te rijmen met het bijbels mensbeeld. Het lijkt wel of in bovenstaande visie de mens speelbal is van positieve en negatieve gebeurtenissen. Het feit dat een mens zelf kan ingrijpen in een situatie krijgt weinig tot geen aandacht. Dat is ook niet vreemd omdat de grondleggers van deze therapeutische stroming de mens zagen als een gecompliceerd dier, volledig gedetermineerd door zijn omgeving. Gedachten, gevoelens en gedragingen zijn uiteindelijk allemaal aangeleerd en de enige manier om daar verandering in te brengen is het veranderen van omgevingsfactoren. In zijn boek “Principes voor Bijbels Pastoraat” geeft L.J. Crabb het voorbeeld van een hulpverlener die ‘s ochtends steeds opstaat met depressieve gevoelens. Hij heeft dat overwonnen door te zorgen dat als hij ‘s ochtends op kantoor komt, de koffie heet is en zijn favoriete gebakje klaar staat. Maar, vermeldt Crabb zonder de koffie en het gebakje af te wijzen, een christen hulpverlener draagt zijn dag op aan God en vraagt om Zijn kracht en leiding voor die dag. Dàt behoort zijn motivatie te zijn.

De mens bestaat niet uit allerlei mechanismen. Dat doet geen recht aan de mens die geschapen is als bijna goddelijk en gekroond met heerlijkheid en luister (Ps.8:6). Iemand die geschapen is naar Gods beeld met goddelijke waarde behandel je niet als een veredeld dier, maar overeenkomstig zijn hele wezen dat onder andere bestaat uit het hebben van een eigen vrije wil. Iemand kan er namelijk voor kiezen zelf in te grijpen in zijn voelen, denken en handelen.

Daaruit vloeit natuurlijk voort dat de mens ook verantwoordelijk is voor zijn daden. Hij weet wat goed en kwaad is en handelt op basis van dat bewustzijn. Dieren handelen overeenkomstig de prikkels van hun instinct. Maar de mens is aansprakelijk voor wat hij doet en moet zich daarvoor verantwoorden. Als een man elke avond tot in de late uurtjes een ‘pintje’ gaat drinken met z’n kameraden in het café op de hoek, omdat zijn vrouw niet schoon is en er thuis weer een rotzooi van heeft gemaakt, dan is dat zijn eigen keuze. Het zijn niet de omgevingsfactoren die hem doen reageren. Maar het is een persoonlijke keuze van de man. De verantwoordelijkheid voor zijn (zondig) gedrag ligt bij hemzelf, niet bij zijn vrouw. Zij is op haar beurt weer verantwoordelijk voor haar eigen gedrag. Als beide personen op een dag voor Gods troon komen te staan om verantwoording af te leggen voor hun leven dan kunnen ze elkaar niet aanwijzen en zeggen “het is zijn/haar schuld”. Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. In de pastorale counseling is dit een fundamenteel uitgangspunt!

2. Angst ontstaat door negatief denken

De cognitieve psychotherapie hanteert hetzelfde uitgangspunt, maar wordt tevens gekarakteriseerd door een tweede element dat nadruk legt op het feit dat het gedrag in belangrijke mate wordt gevoed door bepaalde denkpatronen. We reageren daarom niet als robots op een bepaalde gebeurtenis. Maar voordat we een reactie geven vindt er een heel denkproces plaats, waardoor de reactie een doelgerichte handeling wordt. Indien negatieve denkpatronen, die zorgen voor negatief gedrag, op een zodanige manier worden veranderd dat het gedrag in de gewenste richting wordt gestuurd, dan is dat een belangrijke ondersteuning in het hulpverleningsproces (‘cognitieve herstructurering’). Een cognitieve benadering kan bestaan uit het telkens weer onder woorden brengen van gewenst gedrag door de hulpvrager. Bijvoorbeeld: ‘ik ben niet bang voor wormen, want wormen doen geen pijn’. Als hij dat lang genoeg doet, zal hij dat op den duur ook gaan geloven en ernaar handelen.

Binnen een bepaalde vorm van cognitieve gedragstherapie (‘rationeel-emotieve therapie’) wordt onderscheid gemaakt tussen rationele en irreële gedachten. Irreële gedachten zijn gedachten die niet zijn gebaseerd op feiten, het doel missen dat men voor ogen heeft en ongewenste gevoelens en conflicten in de hand werken. Door dit onderscheid toe te passen in angstwekkende situaties wordt de hulpvrager gestimuleerd te handelen op basis van rationele gedachten; daardoor krijgt hij greep op de situatie en wordt op langere termijn het gewenste gedrag ingebouwd in zijn gedragsrepertorium (de handelingen waarover hij beschikt).

Evaluatie 2

Deze benadering lijkt meer oog te hebben voor de veelzijdigheid van de mens. Het is niet alleen een puur gedragsmatige aanpak, maar ook gevoelig voor de mens als een denkend wezen met een eigen gevoel en wil. Toch is deze therapeutische stroming nog steeds niet in overeenstemming met een bijbels mensbeeld. Dat wordt duidelijk als we ingaan op het doel waarvoor de mens geschapen is. Hij is niet geschapen voor zichzelf, maar voor zijn Schepper. Hij is gemaakt om God lief te hebben, Hem te eren en omgang met Hem te hebben. Echter, de cognitieve psychotherapie negeert de geestelijke dimensie van de mens door de oplossing van het probleem in de mens en in zijn eigen denken te zoeken.

Bijvoorbeeld, de doeleinden van de hulpverlening zijn bepaald op basis van het gewenst gedrag dat de hulpvrager zelf kan kiezen. Zo ken ik een man die maar geen vrouw kan vinden. Soms probeert hij wel een contact aan te gaan, maar dan raakt hij zo gespannen en nerveus dat ieder contact na de eerste ontmoeting eindigt in een paniekerig weghollen. Deze man, zo verklaart hij, heeft echter één ding ontdekt dat hem helpt de situatie beter te hanteren. Telkens als hij zich een idyllisch beeld vormt van de onderlinge verhouding maakt hem dat rustiger. Ook intiem contact met de ander door bijvoorbeeld zoenen, maakt deel uit van zijn romantische gedachten. Binnen de cognitieve psychologie kan deze gedachte worden erkend als hulpmiddel bij zijn angst. Het is een pragmatische aanpak dat bijbelse uitgangspunten als “gij zult niet begeren“, “wie een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft reeds echtbreuk gepleegd” ter zijde schuift als belemmerend voor de ontwikkeling van de hulpvrager. De objectieve maatstaf van Gods Woord, waaraan het denken moet worden getoetst, ontbreekt. Daarom zal het ook nooit ten volle kunnen bijdragen aan een wezenlijke oplossing voor de problemen die er zijn!

3. Angst ontstaat door negatieve gevoelens

In de humanistische psychotherapie (m.n. de ‘Rogeriaanse school’) wordt, in tegenstelling tot de andere stromingen waar gebeurtenissen en gedachten een belangrijke rol vervullen, veel aandacht besteed aan de ervaring.

De hulpvrager wordt gezien als iemand die van nature positief van inhoud is. Daar horen geen negatieve (onechte) gevoelens als angst bij. Als die wel komen, door beperkingen van buitenaf, betekent dat een vervorming van de positieve geaardheid. De persoon vervreemdt dan als het ware van zichzelf. Hij kan niet zichzelf zijn, waardoor problemen ontstaan.

Om weer met zichzelf in balans te komen moet de hulpvrager leren luisteren naar de richtlijnen van zijn eigen innerlijke ervaring (‘intuïtie’). Wat anderen daar bijvoorbeeld van vinden of denken is hinderlijk voor zijn eigen ontwikkeling. Daarom aanvaardt de hulpverlener onvoorwaardelijk en positief de gevoelens van de hulpvrager. Dat stimuleert hem om zijn onduidelijke angstgevoelens centraal te stellen (‘focusing’), opnieuw te ervaren (‘experiencing’) en in overeenstemming te brengen met zijn eigen werkelijkheid, c.q. ervaringswereld (‘congruentie’). Het idee is dat de hulpvrager zich daardoor beter gaat voelen, wat weer zou leiden tot andere gedachten en gedragingen.

Evaluatie 3

Het mensbeeld binnen deze stroming verschilt radicaal van het bijbels mensbeeld. Net als in de andere stromingen is voor het concept ‘zonde’ geen plaats, want in ieder mens zou de kracht van het goede schuilen. De Bijbel zegt iets anders: “er is niemand die doet wat goed is, zelfs niet één“. (Rom.3:11). Ondanks dat de mens beelddrager van God is, is er iets wezenlijks mis met hem. Daarom is het luisteren naar de richtlijnen van de eigen ervaring gelijk aan het putten uit een onreine bron (Matt.15:19) en tevens het ontkennen van de absolute maatstaf die wordt gevonden in Gods Woord. Hieruit volgt dat we ons niet laten leiden door eigen ervaringen, maar door de Here God Zelf Die weet wat goed voor ons is. De humanistische psychologie zet de mens in het middelpunt: ik moet mij beter voelen. Maar de Bijbel roept ons op om God te eren en Hem in alles te zoeken (Luc.12:31; 1 Kor.10:31; Col.1:28).

Hoe zit het dan met de onvoorwaardelijke, positieve aanvaarding door de counselor van de confident- Die is er niet altijd als het gaat om zijn handelen, wel als het gaat om zijn persoon. De counselor zal alles in het werk moeten stellen om zich voor zijn confident in te spannen, er voor hem te zijn zoals Christus Zichzelf gaf voor zondaren (Fil.2:5). Dat kan alleen maar uit liefde voor God en van God. Toch liet de Here Jezus, hoewel dat niets afdeed van Zijn liefde voor de mens, duidelijk zijn afkeuring blijken als er iets tegen de heiligheid van God inging. Op dezelfde wijze zal de counselor de heiligheid van het gebeuren binnen het hulpverleningsproces moeten bewaken (zie ook artikelen over de “Client Centered Therapy” in TTPC nr. 13 en 14, 1992).

4. Angst ontstaat door een onbewust verleden

Een andere hoofdstroming, die het meest duidelijk tot uiting komt in de psychoanalyse, gaat er vanuit dat iemand door zijn verleden is gevormd. Ook angst zou voortkomen uit ervaringen uit het verleden, en kan alleen maar worden opgelost door die ervaringen op te sporen, ze opnieuw te verwerken en vanuit een ander standpunt te bezien. De algemene taak van de hulpverlener is het zodanig stimuleren van dat proces dat er een verandering optreedt in het denken, voelen en handelen van de hulpvrager.

Volgens Freud, de geestelijke vader van de psychoanalyse, is de mens van nature een wezen op zoek naar bevrediging. Problemen ontstaan volgens deze stroming onder andere in dit spanningsveld, waar iemand enerzijds zijn zelfzuchtig verlangen (vanuit het ‘es’) wil uiten, maar anderzijds zijn eigen geweten (‘superego’) geen schade aan wil doen en niet tegen het geldende waardensysteem in de maatschappij wil ingaan. Dit zou bijvoorbeeld te herkennen zijn in de man die een uitkering ontvangt en zegt: “Ik walg van dat bureaucratisch systeem. Ik verafschuw de ambtenaren die mij weigeren een aanvulling op mijn uitkering te geven… Het liefst leg ik een bom onder hun kantoor, dan zijn we eindelijk van ze verlost…”. Zijn hatelijk verlangen is diepgegrond. Zijn bitterheid verraadt de interne spanning. Daar moet iets mee gedaan worden. Maar een bom leggen gaat te ver. Zijn geweten en de samenleving zijn het daar wel over eens.

Ook angst is een uiting van of staat symbool door zo’n conflict dat zich op onbewust niveau afspeelt. In veel gevallen zou het seksueel (‘eros’) of agressief (‘thanatos’) van aard zijn en gevoelens met zich meedragen van schuld, verwerping, afhankelijkheid, enz.. Agorafobie (angst om buitenshuis te gaan) zou bijvoorbeeld te maken hebben met scheidingsangst in de jeugd, wat gevoelens van verwerping door de ouders geeft. Het bewust maken van dat conflict, bijv. de boosheid naar de ouders enerzijds en het zich daarover schuldig voelen anderzijds, zou tot oplossing van het probleem moeten leiden. Want als duidelijk is geworden waar en waarom het conflict plaatsvindt kan het verlangen naar behoeftebevrediging in harmonie gebracht worden met de werkelijkheid (‘realiteitsprincipe’).

Evaluatie 4

De mens is geschapen naar Gods beeld. Dat beeld is beschadigd door de zondeval. Zelfzuchtig verlangen naar behoeftebevrediging is één van de gevolgen en een belangrijke motivatie in het menselijk gedrag. Desondanks (!) benadert de pastorale counselor zijn confident als Gods schepsel, gemaakt naar Zijn beeld. Deze benadering is noodzakelijk omdat het uiteindelijke doel van de counseling is dat de confident steeds meer gaat veranderen naar het beeld van God (2 Kor.3:17-18). De psychoanalytische visie haakt daarentegen in op het niveau van het geschonden beeld en ondersteunt de behoefte van macht en bevrediging, waarmee het geestelijk verval toeneemt. Uitsluitend zoeken naar behoeftebevrediging binnen sociaal aanvaardbare grenzen bevordert onafhankelijkheid van God en het vormen van het geweten los van Gods normen.

Praten over het verleden kan goed en noodzakelijk zijn, want het verleden heeft ongetwijfeld invloed op het denken, voelen en handelen. De pastorale counselor moet ruimte geven aan dingen die zijn geweest. Maar niet op de wijze van de psychoanalyse, die sterke nadruk legt op het verwerkingsproces. Teruggaan naar het verleden op zich zou helend werken. Toch vind ik nergens in de Bijbel aanknopingspunten voor deze gedachte. Het opnieuw beleven of doorleven van trauma’s (‘catharsis’) stoelt op geen enkel bijbels voorbeeld. Ik ontdek wel een andere lijn die is terug te vinden in de Heilige Schrift, en dat is de lijn van de progressieve heiliging. Pastorale Counseling is het bevorderen van een heiligingproces. Dat is allereerst een groeiproces, en niet op de eerste plaats een verwerkingsproces. Het bijbels beeld van hulpverlenen is naar de toekomst gericht. Het accent ligt niet op wat geweest is, maar op wat God nu van ons wil maken. De oplossing van angst, hoewel gebeurtenissen uit het verleden bepalend geweest kunnen zijn, vindt plaats in het hier en nu! (zie ook artikel over “de Psychoanalyse” en “het onbewuste in de Bijbel” in TTPC, nr. 10 en 11, 1991).

5. Angst ontstaat door biologische stoornissen

Een heel andere visie op het ontstaan van angst is (neuro)biologisch georiënteerd. Het lichaam en het zenuwgestel spelen hierin een belangrijke rol. Het belangrijkste element is de gedachte dat mensen met een angststoornis een kwetsbaarder zenuwgestel hebben dan mensen die geen angststoornis krijgen. Wetenschappelijk onderzoek lijkt dit te bevestigen. De vraag naar erfelijkheid bij angsten kan nog niet worden beantwoord, hoewel men denkt dat het wel invloed heeft.

Ook wordt gewezen op lichamelijke verschijnselen als reactie op moeilijke gebeurtenissen. Omdat het (autonome) zenuwstelsel niet te beïnvloeden is door denken en gedrag, is de aanpak van angst met name gericht op de (lichamelijke) effecten, door gebruik te maken van medicijnen en lichamelijke (ontspannings)oefeningen.

Evaluatie 5

De rol van het vegetatieve zenuwgestel kunnen we niet ontkennen. De psychosomatische reacties die hieruit voortkomen (hoofdpijn, slapeloosheid, enz.) zijn overduidelijk. Kijk alleen al naar de alarmsignalen die het lichaam afgeeft in momenten van angst (hartkloppingen, transpireren, trillen, enz.). Het is ook bekend dat deze lichamelijke uitingen de angst weer kunnen versterken, waardoor er een vicieuze cirkel kan ontstaan van klachten en reacties (hyperventilatie, enz.). Ook zal de pastorale counselor het belang van de biochemie moeten onderkennen. Bepaalde stoffen in onze hersenen leveren een belangrijke bijdrage in angstuitingen. Zo kan een bepaald hormoon op hol slaan en voeding geven aan allerlei angsten. Medische diagnostiek is van grote waarde bij ernstige angsten en fobieën. Het inschakelen van huisarts of specialist is daarom bijzonder aan te raden.

Maar het gaat te ver als we het alleen daarvan verwachten. De mens is meer dan een ingewikkeld biologisch systeem en uiteindelijk is hij afhankelijk van zijn Schepper en Heer. De pastorale counselor moet die afhankelijkheid dan ook stimuleren. Dat is de weg waarop we de Here God het beste leren kennen! Medisch onderzoek, medicijnen en lichamelijke ontspanning zijn alleen verantwoord in dat kader. Want onze hoop en verwachting zijn gevestigd op Hem die ons het leven geeft en het in Zijn Hand houdt.

Algemene Conclusie deel 1

In de psychologische stromingen ontdekken we een goddeloos mensbeeld. Het loslaten van fundamentele principes van de bijbelse leer leidt tot opvattingen over de mens die hem in vele gevallen reduceert tot een manipuleerbaar of narcistisch wezen. De werkelijkheid is echter dat de mens een volledig wezen is, geschapen met lichaam, ziel en geest. Hij is de kroon op de schepping, gemaakt voor een liefdevolle gemeenschap met God. Hij is afhankelijk van zijn Maker en verantwoordelijk voor zijn daden. Daarom is hij, gescheiden van God door zijn ongehoorzaamheid, voortdurend op zoek naar het volkomen mens zijn, op zoek naar zijn geestelijk thuis. Het seculiere gedachtegoed zal hem daar niet bij kunnen helpen, want dat geestelijk huis is alleen te vinden in Jezus Christus die het geschonden beeld herstelt naar zijn oorspronkelijke bedoeling. Wie Hem niet kent, zal het zonder een werkelijke identiteit en betekenis moeten stellen. Wie niet Zijn weg wil volgen, zal gevangen blijven in zijn eigen wijsgerige dwalingen. (1 Kor.1:20-21)

Alhoewel ze geen rekening houden met Gods Woord en een ander mensbeeld vertegenwoordigen dan het bijbelse, hebben deze stromingen toch iets opgepakt van de veelzijdigheid die God in de mens heeft gelegd. We hebben genoemd: het verleden, heden, gedrag, denken, voelen en het lichaam. Allemaal spelen ze hun eigen rol in de problematiek van angst. Maar de wijze waarop ze worden gebruikt binnen de hulpverlening en de betekenis die er aan wordt toegekend is, vanuit onze optiek, zeer discutabel. De seculiere stromingen zijn het trouwens ook onderling niet altijd eens over hun uitgangspunten en methoden.

Steeds vaker wordt ook gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende inzichten (‘eclectisch werken’). Wat in de praktijk effect lijkt te hebben wordt toegepast, wat niet het gewenste resultaat geeft of minder belangrijk is wordt terzijde geschoven. Zo ontstaat er een samenraapsel van werkzame bestanddelen uit allerlei verschillende stromingen die ieder hun eigen ‘geloof’ aanhangen. Vanuit welke gedachte of filosofie de techniek wordt geïmporteerd is niet zo belangrijk, als het maar werkt in de praktijk. In de praktijk is het dus erg moeilijk om iemand onder te brengen bij een bepaalde stroming. Maar dat geeft des te meer de noodzaak aan er achter te komen welk mensbeeld de hulpverlener heeft en welke opvattingen hij huldigt over de inspiratie en het gezag van de Bijbel!

Deel 2: Seculiere behandelmethoden voor angst

Uit de seculiere inzichten op het ontstaan van angst zijn behandelmethoden voortgekomen. Deze hebben zich in de loop van de tijd op soortgelijke wijze geëvolueerd als hierboven beschreven. Ze zijn zowel cognitief als gedragstherapeutisch georiënteerd en maken ter ondersteuning gebruik van medicatie en lichamelijke oefeningen. We geven een overzicht van de meest gebruikte seculiere technieken bij angstproblemen en een evaluatie vanuit bijbels perspectief. Het punt van evaluatie zal, in afwijking van, maar wel voortbordurend, op de voorgaande evaluaties, meer gericht zijn op de bijdrage van de hulpverlener.

A. Modeling

Modelingis het proces van observeren en imiteren van een voorbeeld. Het voorbeeld of model moet verwijzen naar het gedrag wat normaal of gangbaar is in de samenleving. Over het algemeen wordt modeling gezien als een aangeboren neiging die alleen maar gestimuleerd hoeft te worden. Het gezin laat daarvan iets zien. Een ouder stimuleert nieuw gedrag door een voorbeeld te zijn, het kind imiteert dat of maakt het zich eigen door identificatie (het gedrag wordt opgenomen in de persoonlijkheid). Modeling gaat uit van de volgende omschrijving.

Ten eerste moet er een voorbeeld zijn. Behalve een persoon kunnen we ook denken aan rollenspelen, eigen fantasieën, video’s, cassettes, boeken, plaatjes, enz.. In ieder geval moet het model staan voor het type gedrag dat wordt nagestreefd.

Ten tweede vindt modeling plaats in een veilig milieu. De beschermde omgeving van de spreekkamer stelt de hulpvrager in staat het voorbeeld te imiteren. In de meeste gevallen is dat het nadoen van het voorbeeldgedrag. Soms wordt van de hulpvrager gevraagd eerst te vertellen wat hij heeft gezien en het dan pas na te doen. Dit wordt net zolang geoefend tot hij genoeg heeft aangeleerd om met het nieuwe gedrag in het openbaar te treden.

Ten derde moet het nieuwe gedrag zo ingeburgerd raken dat de hulpvrager in staat is adequaat te reageren op situaties waar hij zo angstig voor is.

Hier volgt een voorbeeld van modeling naar aanleiding van een onderzoek over de techniek van visualisatie (Cautela, 1970). Een groep personen wordt verzocht zichzelf een situatie voor te stellen waar ze zich erg angstig bij voelen. Vervolgens worden de ingebeelde gedachten periodiek onderbroken met een wachtwoord, gevolgd door een aangename voorstelling als ‘liggend op het strand’ of ‘ontspannen in een luie stoel bij de open haard’. De conclusie van deze procedure was dat in sommige gevallen het gedrag, de houding en de gevoelens wijzigden.

Evaluatie A

Modeling is een typisch voorbeeld van een techniek dat door meerdere psychotherapieën als basisingrediënt voor de hulpverlening wordt gezien. Het heeft een gedragstherapeutische achtergrond maar wordt, afhankelijk van het verklaringsmodel over angst dat wordt gehanteerd, op verschillende wijzen door de hulpverleners ingevuld op basis van hun eigen maatstaven en vooronderstellingen. We hoeven maar te kijken naar deel 1 van dit artikel om te zien waar we dan uitkomen. Toch laat deze techniek iets zien van het belang van voorbeeldgedrag.

De Bijbel staat niet afwijzend tegenover het geven van voorbeelden. Het is een goede zaak om personen te hebben die richting geven aan je leven. Dat begint al tijdens het opvoeden in de kinderjaren (Deut.6:7), maar gaat ook door als je ouder wordt. Paulus zegt daar een aantal dingen over. Verschillende keren zegt hij over zichzelf “wordt mijn navolgers” (1 Kor.11:1; 4:16; Fil.3:17; 4:9; 2 Tess.3:7,9; 2 Tim.1:13). Maar ook laat hij zien wat de bedoeling is van het voorbeeld zijn: “wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg“. In de pastorale counseling richten wij ons niet op onbijbelse ik-gerichte maatstaven, maar volgen wij na wat Christus ons heeft geleerd! In Hem ligt de ware zingeving van ons leven. De pastorale counselor is een afspiegeling van de Here Jezus (2 Kor.4:10; 1 Petr.2:21). Hij staat model voor het navolgen van Christus en verwijst naar bijbelse voorbeelden en principes die hij in zijn eigen leven toepast. Want wie werkelijk een voorbeeld wil zijn in christelijke navolging moet weet hebben van een persoonlijke relatie met de Here God. Voorbeeld zijn wil zeggen dat de counselor o.a. nuchter moet zijn, gastvrij, vriendelijk, niet kwaadsprekend of strijdlustig, waardig en bezadigd, gezond in het geloof, in de liefde en in de volharding. Hij moet een voorbeeld zijn in goede werken, zuiverheid in de leer en een gezonde uitleg waarop niets valt aan te merken (1 Tim.3:2-13; Tit.2:1-8)!

Hier wordt nogal wat opgesomd. Deze taak van de pastorale counselor is echt niet vanzelfsprekend. Zoals Paulus ons oproept hem te volgen, maar tegelijkertijd weet dat hij er nog niet is, zo moet ook de counselor blijven streven naar geestelijke volwassenheid (Fil.3:12-17). Hij moet blijven staan in afhankelijkheid van de Here God en beseffen dat hij kan struikelen (1 Kor.10:12). Met deze houding laat hij de confident zien wat het is om Christus na te volgen.

Tot slot, wijst Paulus ook op het voorbeeld van anderen (Fill.2:19-30). Het voorbeeld van de gemeente! Zoals de herder een voorbeeld is voor zijn kudde (1 Petr.5:3), zo mogen ook de andere gelovigen ‘voorgangers’ zijn, wegwijzers, voor hen die het moeilijk hebben (Joh.13:14-15). In de gemeente is niet alleen herkenning in elkaar maar ook daarbuiten, in het Woord, in de Here Jezus Zelf. Het is de plaats waar we blij zijn met de blijden en wenen met de wenenden (Rom.12:5). Het is de plaats waar we elkaar in het hart sluiten (Fil.1:7), goddelijke zorg voor elkaar hebben. Angst leidt vaak tot gevoelens van eenzaamheid en afzondering. Daarom moet een confident gestimuleerd worden de gemeente in te gaan, die ons onder andere is gegeven om de waarheid te bewaren, elkaar te corrigeren en te wijzen op de overwinning van Christus!

In deze setting mag de confident leren zijn gevoelens van onrust, bezorgdheid en angst te tonen en te bespreken. Het geeft enerzijds ruimte om te spreken over zijn twijfels, gebreken en zonden en anderzijds de gelegenheid om terug te vallen op de pure genade van God die Hij gaf in Zijn geliefde Zoon. Daarmee geven zowel counselor als confident blijk van openheid en eerlijkheid, maar ook van het besef dat ze voortdurend de leiding en verlichting van de Heilige Geest nodig hebben.

B. Flooding en Implosie

Flooding is een seculiere techniek waarbij de hulpvrager in volle mate blootgesteld wordt aan wat hem angstig maakt. Bijvoorbeeld: iemand met angst voor kleine ruimtes wordt in een kast gezet. Hij ervaart een vloed van angst. De hulpvrager kan geen kant op waardoor hij wordt gedwongen zich een andere houding aan te meten ten opzichte van zijn angst. Het vermijdingsgedrag, dat tot dan toe steeds de angst in stand heeft gehouden, wordt op deze wijze rigoureus doorbroken. De prikkel die hem steeds in de greep van de angst heeft gehouden verliest invloed, omdat hij ontdekt dat hem niets ergs of pijnlijks is overkomen. Aan het eind van deze procedure moet de angst zijn uitgedoofd.

Dit is een rigoureuze aanpak, vandaar dat in de meeste gevallen de hulpvrager wordt gevraagd de angst uitlokkende omstandigheden in gedachten voor te stellen. Bijvoorbeeld: iemand met liftangst wordt gevraagd om in gedachten in een glazen liftkooi te stappen en naar buiten te kijken als de lift met grote snelheid van de begane grond naar de 20e verdieping schiet (en weer terug, etc.). De hulpverlener probeert de situatie zo gedetailleerd mogelijk te omschrijven teneinde de visualisatie te versterken. Daarbij wordt het noemen van angstvolle elementen niet geschuwd. De reactie is vaak dat de persoon angstig gaat reageren.

Om in de doelstelling te slagen is het belangrijk de denkbeeldige confrontatie pas te eindigen als de angstreactie in intensiteit afneemt. Bij te snel stoppen, wat in de praktijk moeilijk is te beoordelen, kan de angst eerder verergeren dan afnemen.

Sommigen gebruiken de termen ‘flooding’ en ‘implosie’ door elkaar. In de procedure lijken ze weliswaar veel op elkaar, maar in de methodiek en theoretische uitgangspunten zijn ze wezenlijk verschillend. Flooding is een gedragstherapeutisch begrip en implosie een psychoanalytisch begrip. Zoals we hebben gezien gaat de psychoanalyse uit van onbewuste innerlijke conflicten die zijn ontstaan in het verleden. De visualisatie die gebruikt wordt bij implosie is daarom gefocust op de vermoedelijke onderliggende frustraties, in plaats van op de zichtbare (geïdentificeerde) angstprikkels. Sterker nog, bij implosie wordt de visualisatie dusdanig gedramatiseerd dat het de traumatische ervaring van de hulpvrager overstijgt. Bijvoorbeeld: iemand met angst voor spinnen, moet zich voorstellen in een bed te leggen met honderden spinnen. Hij voelt de spinnen over zijn lichaam kruipen, in z’n oren, enz..

Evaluatie B

Flooding en implosie zijn radicale methoden die met name bij dwangneurosen vruchten schijnen af te werpen. Uit onderzoek blijkt echter dat afschuwwekkende visualisaties vaak negatief in uitkomst zijn (Morganstern, 1973). Juist vanwege het extreme ingrijpen door de hulpverlener en het ingrijpende spanningsveld waar de hulpvrager in belandt, is dit in ieder geval geen techniek die door een leek moet worden toegepast. Maar ook het ‘professioneel’ gebruik van deze methode stelt mij voor vragen die met name ethisch van aard zijn. Is de hulpvrager akkoord gegaan met deze benaderingswijze? Zo ja, weet hij, gezien het extreme spanningsveld waarin hij kan belanden, werkelijk waarvoor hij kiest? Mag een hulpvrager gedwongen worden tot een bepaalde hulpverleningsroute? Of anders geformuleerd: hoe moet de vorm van dwang verdedigd worden als de hulpvrager in zijn angst het proces wil stoppen? In hoeverre overtreedt de hulpverlener de vrije-wilsbeschikking van de hulpvrager? Waar liggen de grenzen van eerbied en fatsoen ten opzichte van de hulpvrager? Heiligt het doel de middelen? Hoe groot is het risico van meer angst bij een mislukte behandeling en is dat toelaatbaar?

Het zijn teveel vragen om serieus in dit artikel te beantwoorden vanuit een bijbels ethisch kader. Daarom formuleer ik een algemeen antwoord op de vraag in welke mate een confident in het kader van de pastorale counseling, kan worden blootgesteld aan het voorwerp van angst. Mijns inziens is dat enerzijds afhankelijk van waar de confident zich bevindt in zijn heiligingproces en hoe belangrijk dat voor hem is en anderzijds van de sterkte van zijn persoonlijkheid. Sommige confidenten zijn nog baby’s in het geloof, anderen hebben een bepaalde mate van volwassenheid bereikt. Sommige confidenten hebben een sterk karakter, anderen hebben de neiging voortdurend te twijfelen. Ieder heeft een eigen benaderingswijze nodig. Bepaalde confidenten hebben baat bij een sterke vermaning en moeten soms onder druk worden gezet om hun beschermde leefwereld te verlaten door te strijden met hun angst. Anderen hebben meer baat bij troost en een langzaam proces dat leidt tot een voorzichtige ontmoeting met angst. De een wordt zachtjes bij de hand genomen, de ander krijgt een stevige duw in de rug. De counselor handelt dus op basis van de uniciteit en de persoonlijke draagkracht van de confident. Daarnaast dient er een gezamenlijke overeenstemming te zijn over het hulpverleningsdoel en hoe die in gemeenschappelijke betrokkenheid wordt bereikt.

Een ander punt van evaluatie gaat in op het bereik van deze aanpak en op de vraag in hoeverre het overeenstemt met een bijbels referentiekader. Daarover meer in evaluatie C.

C. Systematische Desensitisatie

Systematische desensitisatie (S.D.) is het paradepaardje van de gedragstherapeutische school, dat o.a. wordt toegepast bij dwangneurosen, paniekstoornissen, agora- en enkelvoudige fobieën. Het gaat uit van dezelfde gedachten als bij flooding en implosie: vermijdingsgedrag wordt doorbroken, waardoor confrontatie met de werkelijkheid met een ander soort gedrag moet worden aangegaan.

De benadering is echter anders. Ook binnen de seculiere hulpverlening vinden velen flooding en implosie te belastend voor de cliënt en ethisch onverantwoord. Daarom is S.D. op dit moment de meest gebruikte methode bij behandeling van angsten en fobieën. In plaats van de fobie rechtstreeks aan te vallen, wordt het beslopen en van achteren verrast. Dus in plaats van de hulpvrager onder te dompelen in zijn angst, wordt hij van zijn angst afgeholpen door in kleine stapjes zijn angst tegemoet te treden (‘shaping’). Bijvoorbeeld: in plaats van een bed vol spinnen, krijgt hij eerst een plaatje van een spin te zien, dan een speelgoedspin, dan een echte spin in een gesloten potje, enz. In de behandeling wordt de angst dus geleidelijk aan opgevoerd. Het voorbeeld van de liftangst hierboven is het beginpunt bij flooding, maar het eindpunt bij S.D.

Een eerste stap in S.D. is het leren ontspannen om zo controle te krijgen over spieren en ademhaling. Het doel daarvan is lichamelijke verschijnselen positief te beïnvloeden. Daarmee krijgt de hulpvrager greep op één onderdeel van zijn angstreactie, wat vervolgens stimuleert om ook de psychische kant van zijn reageren op te pakken. Dat vergt regelmatig oefenen in een rustgevende omgeving.

Een tweede stap is het opstellen van een angsthiërarchie. Angst oproepende situaties worden in volgorde van angstwekkendheid gerangordend, de meest angstaanjagende situatie voorop. Bijvoorbeeld: iemand met straatvrees zal de overgang van huiskamer naar keuken als ‘laag angst’ ervaren, maar het bezoeken van een drukke supermarkt als ‘hoog angst’.

Nadat de angst hiërarchisch in kaart is gebracht begint de eigenlijke desensitisatie, zoals die hierboven al kort is beschreven. De behandeling begint bij confrontatie met laag angst, waarna de angstprikkels geleidelijk aan worden opgevoerd richting hoog angst. Ondertussen blijft relaxatie (ontspanning) een belangrijke rol spelen, door het te koppelen aan de verschillende hiërarchie-onderdelen. Ook hier kan onderscheid worden gemaakt tussen werkelijke confrontatie (‘desensitisatie in vivo’) en, het meest toegepaste, imaginaire confrontatie (‘desensitisatie in vitro’).

Evaluatie C

Het eigene en de elegantie van deze techniek lijkt onder andere te liggen in het opstellen van een hiërarchielijst. Maar uit onderzoek blijkt dat het indelingsprincipe van laag en hoog angst geen doorslaggevend bestanddeel is in de behandeling. Bijvoorbeeld het veranderen van volgorde in de hiërarchielijst is niet van invloed op het resultaat. Dat blijkt ook wel doordat de resultaten bij flooding en S.D. gelijk zijn. Maar dat is niet het allerbelangrijkste. De kracht van flooding en S.D. liggen in het doorbreken van het vermijdingsgedrag en het catastrofale denken van de hulpvrager.

In de vorige artikelen hebben we geschreven over een aantal zaken die lijken op sommige onderdelen van deze techniek. We hebben gezien hoe iemand in tijden van angst zichzelf op allerlei manieren beschermt tegen de invloeden van angst en zichzelf in een geïsoleerde positie manoeuvreert. Ook zagen we hoe moeilijk het voor hem is die beschermende muur te doorbreken en wat de rol daarin is van het catastrofale denken. Deze principes hebben we ontdekt door een groot aantal bijbelse personen te observeren in tijden van angst. Op dezelfde wijze hebben we geprobeerd te ontdekken welke oplossingen zij hebben toegepast. S.D. lijkt erg veel op ‘het stappen zetten in geloof’, zoals we dat de vorige keer hebben beschreven. We hebben toen gewezen op het feit dat de enige mogelijkheid om angst te overwinnen een directe confrontatie is met het voorwerp van angst op basis van het geloof in de Here Jezus Christus. Toch is dat heel iets anders dan S.D. “Soms schijnt de weg van iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood” (Spr. 14:12), zo ook hier.

S.D. is in wezen niets meer dan een lapmiddel. Dat komt omdat het voorbij gaat aan het meest wezenlijke uitgangspunt dat het hart van de mens moet toebehoren aan Christus. De confrontatie van de S.D. beperkt zich tot uiterlijke kenmerken, in plaats van dat het doordringt naar de kern van ons mens-zijn, het hart van ons bestaan. S.D. is symptoombestrijding, het leert de hulpvrager te leven zonder de middelen die God hem gegeven heeft en dat kan nooit het leven zijn zoals God het heeft bedoeld. De bedenkers van S.D. hebben, waarschijnlijk niet opzettelijk, iets ontdekt en overgenomen van een goddelijk principe dat we vinden in de Bijbel en het menselijk handelen en hebben dat vervolgens geïntegreerd in een antropocentrisch kader. Maar losgekoppeld van de werkelijke betekenis die daar achter ligt, blijft de uitwerking een symptomatisch gebeuren. De werkelijke betekenis is de overwinningspositie de we hebben gekregen in Jezus Christus. Weten wie we zijn in Hem, dat is onze kracht in de strijd tegen angst. Dat is ‘confrontatie met de overwinning’ (zie TTPC, nr.31, p.59 v.v.). De namaakbetekenis van S.D. is echter ‘overwinning door confrontatie’, waardoor de confrontatie een doel op zichzelf is geworden, zonder diepgang. De diepgang daarentegen van Gods openbaring dringt door, gaat zó diep dat niets voor Hem verborgen blijft (Hebr.4:12,13). In afhankelijkheid en onder leiding van die God mogen counselor en confident, in liefde en geloof en in alle gerustheid de weg van herstel gaan.

D. Training in assertiviteit

Deze behandelingsmethode wordt met name toegepast als angst te maken heeft met sociale situaties. De hulpvrager leert zich assertief te gedragen. Assertief wil zeggen voor je zelf opkomen zonder agressief te zijn. In eerste instantie wordt gekeken of sub-assertief gedrag (teruggetrokken bestaan leiden, niet voor jezelf opkomen, etc.) een gevolg is van onjuiste vaardigheden of van de angst zelf. Als de diagnose uitwijst dat er een relatie bestaat tussen de houding van iemand en zijn angst kan worden verwezen naar een assertiviteitsgroep waar men zich vooral richt op het oefenen van gedrag dat nodig is voor de praktijk van alledag. De hulpvrager moet zich daardoor minder onzeker gaan voelen.

De training bestaat uit meerdere onderdelen. Eerst komen zgn. basisvaardigheden aan de orde. Dat zijn algemene sociale vaardigheden, zoals luisteren, oogcontact, ontspanning en positieve zelfwaardering. Deze basisvaardigheden zijn nodig om specifieke vaardigheden te kunnen leren die later in een volgend deel van de training aan de orde komen, zoals leren nee zeggen, eigen wensen uiten, complimenten geven, eigen mening naar voren brengen, kritiek geven en reageren op kritiek, een praatje maken, enz. Tot slot wordt naast het aanleren van gedrag ook aandacht besteed aan de wisselwerking tussen gedrag, voelen en denken. Het laatste, het aanleren van andere denkgewoonten, krijgt in de training een meer centrale rol toebedeeld. Dat gebeurt bijvoorbeeld door onderscheid te maken tussen observeren (wat je ziet) en interpreteren (wat je denkt).

Evaluatie D

Angst komt tot uiting waar iets of iemand gevoelens van gevaar oproept. Er zijn vele manieren om dat gevaar op te vangen, maar allemaal hebben ze gemeen dat het gaat om zelfbescherming. Dat kan noodzakelijk zijn om in tijden van moeilijkheden staande te blijven. Maar het constant vermijden van de gevarenzone leert de confident niet om met zijn angst om te gaan. Wie bang is voor water, leert nooit zijn angst te overwinnen als hij iedere druppel ontwijkt. Een belangrijke taak voor de counselor is dus het doorbreken van zelfbescherming. Maar daarvoor moet hij oog hebben voor het volgende:

In de pastorale counseling maken we onderscheid tussen de inhoud van zelfbescherming en de functie van zelfbescherming. De inhoud is vaak verkeerd. Het is meestal begrensd door individuele motieven, het is een gericht zijn op zichzelf en het voedt het ik-gerichte denken. De functie is het zoeken van beschutting. We hebben het allemaal nodig om te kunnen schuilen wanneer het ons teveel wordt. Dat mogen we ook de confident niet ontnemen. Wat hij dus moet leren is bescherming te zoeken niet bij zichzelf, maar bij de Ander, bij de Here die hem beschermt. De taak van de hulpverlener is daarom gericht op het veranderen van de inhoud van zelfbescherming, wat impliciet het doorbreken van het egocentrisch denken is, zonder dat de functie daarvan wordt aangetast.

Het grootste bezwaar van training in assertiviteit is dus de inhoud. De gedachte is dat je het zèlf moet doen. De bijdrage van de hulpverlener is bijvoorbeeld het aanbrengen van correctieve ervaringen, gericht op het strelen en voeden van het ego van de hulpvrager. De bijbelse methode staat daar lijnrecht tegenover. Om dat duidelijk te maken zetten we in het volgende schema ‘training in assertiviteit’ tegenover ‘dienen in Christus’ (zie TTPC, nr.30, p.58-60) :

Training in assertiviteit
angst/zelfbescherming
assertiviteit
opzichzelf gerichte methode
handhaven ik-gerichte mentaliteit
doel: opkomen voor jezelf
kern: zelfvertroeteling

Dienen in Christus
angst/zelfbescherming
dienen
op de ander gerichte methode
doorbreken ik-gerichte mentaliteit
doel: liefde betonen aan ander
kern: zelfverloochening

Het wezen van de assertiviteitstraining sluit aan bij de wereldse mens. De mens die onafhankelijk van God wil leven. Het wezen van dienen sluit aan bij de vernieuwde mens. De mens die zijn afhankelijkheid in de Here heeft gezocht. Assertiviteitstraining komt daarom onvermijdelijk in conflict met het ‘ik’ van de christen. “Met Christus ben ik gekruisigd”, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij” (Gal.2:20). Onze identiteit ligt in Hem! Wij gaan de weg die Hij is gegaan (Fil.2:5-9). De weg van de zelfverloochening, met de bereidheid om afgestoten te worden door de wereld. Zelfverloochening is niet te schrappen uit het christelijk woordenboek. Het is namelijk de kern van het heiligingproces. Het proces waarin de gelovige sterft aan zijn eigen ik en groeit in het nieuwe leven dat Christus hem geeft (Rom.6:6 v.v., 2 Kor.4:10).

Opkomen voor onszelf wil dus eigenlijk zeggen: opkomen voor de Here God en het werk dat Hij doet, vanuit onze identiteit in Hem (mijn ‘ik’ is immers gekruisigd en Christus leeft in mij)! We komen als christen daarom alleen in het verweer als Gods heiligheid in het geding komt. We laten ons horen als we ervan overtuigd zijn dat Zijn belang op het spel staat. We hoeven niet over ons heen te laten lopen als Zijn Naam onrecht wordt aangedaan. Hij is het die oordeelt, maar wij mogen Zijn spreekbuis zijn als Zijn geboden met voeten worden getreden.

Daar tegenover staat dat we ons ook stil houden als Zijn belang daarmee gediend is. Het is niet altijd eenvoudig de juiste afweging te maken. Daar is Zijn leiding voor nodig. Maar we moeten beseffen dat zelfverloochening tegen onze oude natuur ingaat. We komen liever op voor onszelf. We zijn eerder geneigd in opstand te komen, dan genoegen te nemen met het mindere. En daar gaat het fout. We kunnen vaak niet accepteren dat het ‘lot’ van een christen de weg van de zelfverloochening is, in een wereld van zelfhandhaving. We moeten enerzijds leren om het welzijn en voorspoed van anderen te stellen boven onze individuele verlangens, anderzijds moeten we leren onze waarde te vinden bij God en te schuilen bij Hem als we verdrukt worden. Dan ontdekken we wie we werkelijk zijn. In Zijn nabijheid vinden we sterke gerustheid voor de toekomst. Assertiviteit vindt plaats daar waar gebrek is aan zelfvertrouwen, maar geeft gelijkertijd aanknopingspunten voor een onafhankelijke persoonlijkheidsontwikkeling.

Het concept “dienen” sluit beter aan bij het bijbels denkkader. Dienen is een sleutel in tijden van angst. Het interne aandachtspunt wordt verlegd naar de zorg voor de ander. De counselor geeft praktische aanwijzingen en stimuleert de confident op deze wijze buiten zijn beschermingsmuur te treden. Met name de plaatselijke gemeente kan een centrale rol vervullen in het dienen en een kader bieden waarbinnen gewerkt kan worden aan het vinden van een evenwicht in draagkracht en draaglast en de noodzakelijke sociale vaardigheden!

E. Training in Relaxatie

Behalve als onderdeel van de systematische desensitisatie wordt relaxatie (ontspanning) op zichzelf genomen al belangrijk geacht. In de meest uiteenlopende omstandigheden is beheersing van lichaam en ademhaling van groot belang. De meest bekende relaxatiemethoden zijn ‘progressieve spierrelaxatietraining’ en ‘autogene training’. Daarnaast zijn er vele variaties in omloop die veelal gebaseerd zijn op de methoden die net zijn genoemd.

Progressieve spierontspanning wil zeggen het aanspannen en vervolgens ontspannen van (in totaal 16) spiergroepen in een voorgeschreven volgorde. Een fragment uit de veel gebruikte methode van Jacobson (1938): “Ontspan je volkomen….Trek je hoofd achterover in je nek, en steek tegelijk je kaak naar voren…. Span de spieren in je nek en hals…. Haal de spieren aan…. en laat los… Ontspan en let op het verschil… Voel de ontspanning….”.

Op deze wijze leert de hulpvrager het verschil kennen tussen het gevoel van spanning en ontspanning, wat nodig is om zijn gespannen lichaam te herkennen in een angstige situatie en het vervolgens te ontspannen.

De autogene training (zelfsuggestieve methode) legt de nadruk op het ontspannen van spiergroepen door suggestieve en ontspannen gedachten. Door rustige en serene gedachten in beelden om te zetten worden negatieve en angstwekkende gedachten verdreven. Gelet op de werkwijze, die in vijf fasen verloopt, is deze methode verwant aan zelfhypnose:

Fase 1: concentratie en ontspanning (bijv. ‘Je bent rustig…. volkomen rustig en ontspannen…. Je rechterhand wordt zwaar, lekker warm en behaaglijk….’).
Fase 2: naar een diepere ontspanning (intensivering van fase 1).
Fase 3: een prettige en ontspannen visualisatie (bijv. ‘Je ligt op de boeg van een zeilboot… De boot glijdt zachtjes over het water van een meer…. De zon schijnt en je voelt een heerlijke warmte door je lichaam stromen… Je wordt lui en loom en voelt je los komen…’).
Fase 4: idem als fase 2.
Fase 5: beëindigen van de ontspanning door tot tien te tellen en bij de tiende tel “wakker” te worden.

Evaluatie E

In de pastorale counseling moeten we oog hebben voor de functie van ontspanning bij angstproblemen. Toch heeft menig christen daar moeite mee. Een heerlijke wandeling maken of een lekker dutje doen gaat er nog wel in, maar een uitstapje langs allerlei spiergroepen met als doel ze te ontspannen geeft vaak argwaan. Ik denk dat dat te maken heeft met de enorme opmars van de verbeeldingskracht in enerzijds de gevestigde psychotherapie en anderzijds de amusementswereld van hypnoseshows en trance-achtige entertainment. Tegen deze dingen komt een christen in het verweer. Maar wat zegt dat over het ontspannen van spieren als hulpmiddel in het pastoraat-

Een beroep doen op het voorstellingsvermogen van een confident, om een bepaalde gedachteinhoud te ondersteunen, kan nuttig zijn in de pastorale counseling. De vraag “stelt u zich voor dat u echt weg gaat bij uw man en de relatie wilt verbreken, wat betekent dat voor uw kind-“, vergt enige fantasie, maar ligt ook heel dicht bij de realiteit. Persoonlijk heb ik met deze vorm van visualisatie weinig moeite. Visualisatie in het kader van relaxatietraining stelt mij voor grotere hindernissen. In plaats van dat het als doel heeft om, binnen een realistisch kader, de plaats van de confident temidden van zijn verantwoordelijkheden te verduidelijken, ontwikkelt het een egocentrische manier van beleven en denken. Daarnaast mist het onderwerp van visualisatie een directe verbinding met het problematische vraagstuk. Daarom mogen we ons afvragen of de confident emotioneel afhankelijk wordt van zijn eigen ingebeelde voorstellingen of dat een relatie met God wordt gestimuleerd die voedingsbodem mag zijn voor (lichamelijke) ontspanning.

Ik ben bang dat de werkwijze van de zelfsuggestieve methode zich niet kan verantwoorden tegenover een hulpverlening die theocentrisch wil zijn. Ook niet als in de visualisaties de Here God ter sprake komt. Ik ken gevallen waarin de confident zich moet voorstellen dat hij ‘samen met de Here Jezus wandelt over het zachte strand… het aanzien van Zijn heerlijkheid maakt je warm, warm van binnen… de gloed van Zijn liefde doorstraalt je binnenste, je schouders, je armen… Hij heeft je wat te zeggen in jouw situatie…luister naar Zijn woorden en voel de warmte van Zijn liefdevolle aanwezigheid…etc.’. Ik vraag me af of de Here God zich op deze wijze laat gebruiken. We kunnen Hem niet dwingen of manipuleren in situaties en inbeeldingen. God is geen ‘fantasiegod’. Hij is de “Ik ben” die Zelf bepaalt hoe en wanneer Hij Zich openbaart. Ons voorstellingsvermogen is te beperkt om God te zien zoals Hij werkelijk is. Een beeld van Hem creëren is onmogelijk. Hem leren kennen is wèl mogelijk. Niet door te fantaseren, maar door Zijn Woord te lezen en ons te stellen onder Zìjn leiding (voor een uitgebreide en genuanceerde bespreking hiervan zie het artikel “Visuele geloofservaringen: het Woord is beeld geworden” van J. De Vriese in TTPC, nr.16, 1993).

Het ontspannen van spiergroepen zonder visualisatie en suggestieve technieken kan geen kwaad. We mogen dat in dezelfde lijn zien als ontspannende activiteiten en lichamelijke oefeningen. Daarbij moeten we voor ogen houden dat de Here Jezus aan de basis staat van ware rust en vrede.

Algemene Conclusie deel 2

We hebben gezien hoe essentieel het is welk mensbeeld de hulpverlener hanteert en welke plaats het Woord van God krijgt in het analyseren van de mens. Des te fundamenteler wordt deze gedachte nu we hebben ontdekt op welke wijze dit de bijdrage van de hulpverlener beïnvloedt. Als we daarnaast bedenken welke uitwerking dat heeft in het leven van de hulpvrager, dan zijn de evaluaties die we gedaan hebben meer dan noodzakelijk geweest.

Sommige toepassingen binnen de seculiere hulpverlening leken in eerste instantie bijbelvriendelijk. Maar na een eenvoudige toetsing aan de hand van bijbelse uitgangspunten, bleken in alle gevallen de bijdragen van de hulpverlener een totaal andere inhoud te hebben. Hoe bestaat het dat christelijke hulpverleners met seculiere uitgangspunten werken terwijl Gods Woord onder handbereik ligt. Is het onwetendheid of zou het te maken hebben met onvoldoende erkenning van het bijbels gezag of met te weinig kennis daarvan- Is het de liefde voor het eigen vak of een vertrouwde manier van denken en handelen dat hen kritiekloos maakt voor de beginselen daarvan-

De uitwerking van het pastorale handelen is afhankelijk van de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de hulpverleningsinstrumenten. Een confident vertrouwt daarop. Daarom is het de verantwoordelijkheid van de counselor dat hij de juiste invloeden aanwendt. Geen seculiere technieken, begeleid met bijbelse teksten, maar goddelijke principes toegepast in Godsvertrouwen.

Geraadpleegde literatuur (Angst 1 t/m 4)

Jay E. ADAMS, “The Christian Counselor’s Manual – The practic of Nouthetic Counseling” (Zondervan Publishers House, USA, Grand Rapids , Michigan, 1973), pp.413-425.
David G. BENNER (editor), “Encyclopedia of Psychology” (Baker Bookhouse Company, USA, Grand Rapids, Michigan, 2e druk, 1987),p p.410-411, 417-418, 718-719, 840-841.
RichardBEWES en Robert HICKS, “De mens“, vijfde deel uit de serie “Leren uit de Bijbel” (J.N. Voorhoeve, Den Haag, 1982).
J.A. BRUGGEMAN [et al; inl. door A.P. Casee… et al], “Psychotherapie in Nederland“, Uit: Klinische Psychologie in Nederland, deel III (Deventer, Van Loghum Slaterus, 2e druk, 1976), pp.157-165.
J. Cautela., Covert reïnforcement, Behaviour Therapy, 1970, deel I, p. 33-50.
René CHRISTEN, “Erneuerung von innen nach außen“, 1995, kapitel 24 “Leben im Glauben”.
Gary R. COLLINS, “Christian Counseling – A comprehensive guide” (Word Inc., USA, Dallas, Texas, 1989), pp.77-91.
LawrenceJ. CRABB Jr., “Principes voor Bijbels Pastoraat” – de gemeente als hulpverlener (Gideon, Hoornaar, 1975), pp.90-93.
J.A. van DELDEN, “Geloven is liefhebben” (Buyten & Schipperheijn, Amsterdam, 1990).
J. VAN GENDEREN en W.H. VELEMA, “Beknopte gereformeerde dogmatiek” (J.H. Kok, Kampen, 1992), pp.120-125.
S. GREIJDANUS, “I, II, III Johannes“, Korte Verklaring der Heilige Schrift met nieuwe vertaling (J.H. Kok N.V., Kampen. 1952), pp.97-108.
William E. HULME, “Managing Stress in Ministry” (Harper & Row, Publishers, San Francisco, 1985), pp.49-68.
David JACKMAN, “The Message of John’s Letters” – The Bible speaks today – editor, John. R.W. Stott (Inter-Varsity Press, Leicester, England,